Het Islamitisch Concept van al-Walâ wal-Barâ
Introductie:
Waarom dit onderwerp?
Het onderwerp al-Walâ wal-Barâ[1] is heel belangrijk omwille van 3 redenen:
§ Ten eerste : Het onderwerp van al-Walâ en al-Barâ is één van de grootste fundamenten van het Islamitische credo (‘aqiedah).
Cheikh Ahmad ibn ‘Atiq, rahimahoellah, heeft hierover gezegd:
« Er is is in het Boek van Allah de meest Verhevene - na het onderwerp aangaande de verplichtingen van tawhied en geboden van zijn tegenpool - geen ander onderwerp wat zoveel bewijzen, noch zulke duidelijke verklaringen, dan het onderwerp van al-Walâ en al-Barâ.»
Wat betreft al-Walâ (trouw): dit manifesteert oprechte liefde en hulp voor Allah, voor Zijn Profeten en voor de Gelovigen. Terwijl al-Barâ (vijandigheid) een manifestatie is van vijandigheid en een afscheiding van de leugen en haar aanhangers. Deze twee zaken zijn van de meest fundamentele verkondigingen van het geloof (al-imaan).
§ Ten tweede: dat de Moslims in een cruciale tijd leven waarin veel van de basis en vitale Islamitische concepten of zijn vergeten, of verkeerd worden begrepen of worden verwaarloosd; van die basisconcepten is het concept van al-Walâ en al-Barâ.
De consequenties van dit is dat veel Moslims niet langer meer bewust zijn van die kwaliteiten dat onderscheid maakt tussen een gelovige en een ongelovige. Dit heeft er weer voor gezorgd dat het geloof van veel Moslims ernstig is verzwakt en heeft ertoe geleid dat veel van hen ongelovigen als intieme vrienden en bondgenoten hebben genomen - hun manieren, gewoontes en aspiraties imiterend.
§ Ten derde: omdat het concept van al-Walâ en al-Barâ zo centraal is bij de betekenis van: LA ILAHA ILLALLAH, elke fout aangaande dit betekent dus eigenlijk een fout in de betekenis van de werkelijke kalimah zelf.
De essentie van al-Walâ wal-Barâ begrijpen
Om dit onderwerp goed te kunnen begrijpen, is het nodig dat we de volgende zes zaken bespreken:
1) De betekenis van "la ilaha illa Allah"
Deze zin "La ilaha illa Allah" betekent: « Niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah ». Dus met dit worden de aanbiddingen van alle andere goden afgezworen en wordt de aanbidding aan Allah alleen betuigt.
Shaykh Al-Islam Ibn Taymiyyah, rahimahoellah, heeft gezegd :
“Het hart vindt geen totaal geluk, noch totale verrukking behalve door van Allah te houden en te streven naar hetgeen Hem behaagt. Het is niet mogelijk om (oprecht) van Hem te houden, behalve door alle dingen te verwerpen die ermee in strijd zijn. Dit is de realiteit van "la ilaha illa Allah" en dit is de religie van de intieme vriend (chalil) van Allah, Ibrahim, en ook van alle andere Profeten en Boodschappers. »
Ook de liefde en de onderwerping aan datgene waarvan Allah houdt en wat hem tevreden stelt, is de betekenis van "la ilaha illa Allah".
Al-Hafidh Al-Hakami, rahimahoellah, heeft gezegd :
« De tekenen dat een persoon van zijn Heer houdt zijn:
a) dat hij voorrang geeft aan datgene waarvan Hij (Allah) houd, zelfs als dit tegen iemands eigen verlangens ingaat;
b) dat hij haat wat zijn Heer haat, zelfs als zijn eigen verlangens er vanaf neigen;
c) dat hij zijn oprechte liefde en hulp (al-walâ) toont aan degenen die zich verbinden met Allah en Zijn Boodschapper;
d) dat hij zijn vijandschap toont aan degenen die vijandschap tonen aan Allah en Zijn Boodschapper;
e) dat hij Zijn Boodschapper volgt;
f) dat hij zijn leiding accepteert. »
Imaam Ibn al-Qayyim, rahimahoellaah, heeft in één van zijn gedichten gezegd:
« De liefde van de Geliefde dien je
Onvoorwaardelijk terug te geven.
Als je aanspraak maakt op liefde
Maar de Geliefde bestrijdt,
Dan is je liefde niets dan schijn.
Je bemint de vijanden van je Geliefde
En toch wil je je liefde in ruil.
Je bevecht de geliefden van je Geliefde.
Is dit Liefde of het volgen van sjaitan?
Ware toewijding is niets
Dan totale overgave
Van lichaam en ziel
Aan één liefde.
We zagen mensen beweren dat ze onderworpen waren,
Maar toch zijn zij velen trouw.
Ze leggen hun vertrouwen hier en hun hoop daar.
En hun liefde is zonder gevolg. »
2) De implicaties van "la ilaha illa Allah"
De verklaring van de getuigenis impliceert het hebben van al-Walâ en al-Barâ voor bepaalde zaken.
· De kalimah impliceert het tonen van al-Walâ (oprechte liefde en hulp) aan Allah, Zijn Religie, Zijn Boek, Zijn Profeten en Zijn oprechte dienaren; alsmede hen te nemen als bondgenoten en helpers.:
« Voorwaar, jullie helpers zijn Allah en Zijn Boodschapper en de gelovigen die het gebed verrichten, de zakaat betalen en zich neerknielen (voor Allah) »
[Soerate Al-Maidah 5 : 55]
● Het impliceert afscheiding van degenen die anderen aanbidden i.p.v. Allah en vijandschap tegen alles wat naast Hem wordt aanbeden:
« Waarlijk, er was voor jullie een goed voorbeeld in Ibrahim en degenen die met hem waren, toen zij tot hun volk zeiden: “Wij zijn niet verantwoordelijk voor jullie en voor wat jullie naast Allah aanbidden. Wij geloven jullie niet en er is tussen ons en jullie vijandschap en haat ontstaan, voor altijd, tot jullie in Allah, de Enige geloven.” »
[Soerate Al-Mumtahanah 60 :4]
Shaykh Mohammed ibn ‘Abdel-Wahhâb, rahimahoellah, heeft gezegd:
« En weet dat een persoon niet als een gelovige wordt beschouwd behalve door het verwerpen van alles dat naast Allah wordt aanbeden. Het bewijs is deze vers.” En hij die de taghoet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen dat niet breken kan. En Allah is de Alhorende, de Alwetende. » [Soerate Al Baqarah 1 :256] »
● Het impliceert het hebben van liefde voor wat Allah heeft voorgeschreven. Allah SWT zegt:
« Volg dan hetgeen aan jullie is neergezonden van jullie Heer en volg buiten Hem geen leiders (vrienden en helpers). Maar jullie zullen jullie met weinig bevinden.»
[Soerate Al-A‘raf 7:3]
● Het impliceert het hebben van vijandschap tegen die wetten en oordelen dat in oppositie zijn tegen de Islam. Allah zegt:
« Zoeken zij dan de wet van de Djahiliyyah (onwetendheid)? En wie is er beter dan Allah in het oordelen over het overtuigde volk? »
[Soerate Al-Maidah 5:50]
● Het impliceert een afscheiding van alle religies anders dan de Islam. Allah zegt hierover:
« En wie er een andere godsdienst dan de Islam zoekt: het zal niet van hen aanvaard worden en hij behoort in het Hiernamaals tot de verliezers. »
[Soerate Al-‘Imrân 3:85]
3) Wat "la ilaha illa Allah" Verwerpt en Bevestigt
De kalimah verwerpt bepaalde zaken en bevestigt bepaalde zaken.
Het verwerpt vier zaken:
a) Alihah (valse afgoden) : Als een persoon zijn hoop of angst richt aan iets, met het geloof dat dit voordeel brengt of dat dit kwaad kan afwenden, dan zijn zulke dingen tot goden gemaakt die naast Allah (aalihah) worden aanbeden. Dus de kalimah verwerpt dit voor alles naast Allah.
Allah zegt:
« En wanneer Allah jou met een tegenslag treft, dan is er niemand die deze kan wegnemen, behalve Hij. En wanneer Hij voor jou iets goeds wenst, dan kan niemand Zijn gunst tegenhouden. »
[Soerate Yoenoes 10:107].
b) Tawaghit : Al wie wordt aanbeden en hiermee tevreden is of die claimt dat hij/zij goddelijke kwaliteiten bezit; zoals claimen dat je kennis hebt van het onzichtbare, of menen dat het toegestaan is om wetten te maken die in oppositie zijn tegen de wetten van Allah - dan zijn zulke mensen overschrijders die de grenzen hebben overschreden (tawaghit). Allah zegt:
« En voorzeker Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden (die zei:) “Aanbidt Allah en houdt afstand van de Taghoet.” »
[Soerate An-Nahl 16:36]
c) Andâd (rivalen, gelijken) : Alles wat een persoon van de gehoorzaamheid van Allah wegtrekt, of dit nou familie, kinderen, rijkdom of huizen zijn, worden rivalen (andaad) van Allah. Allah zegt:
« En er zijn er onder de mensen die naast Allah afgoden nemen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah. »
[Soerate Al Baqarah 2 :165]
d) Arbab (Heren): Degenen die willens en wetens vonnissen uitvaardigen in oppositie tegen Allah’s wetten en die daarna hen in deze volgen, zij zijn tot heren (arbaab) naast Allah gemaakt. Allah zegt:
« Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen. »
[Soerate At-Tawbah 9:31]
De kalimah Neemt ook vier zaken Aan:
a) Oprechtheid: Dat het object van aanbidding slecht Allah moet zijn en dat alle aanbidding exclusief aan Hem alleen moet worden gericht (ichlaas). Allah zegt:
« Zij werden niets anders bevolen dan Allah met zuivere aanbidding te aanbidden. »
[Soerate Al-Bayyinah 98:5]
b) Liefde: Dat van Allah meer dan alles en iedereen gehouden dient te worden. Allah zegt:
« Maar degenen die geloven zijn sterker in liefde voor Allah. »
[Soerate Al-Baqarah 2:165]
c) en d): Angst en Hoop: Dat angst en hoop slechts alleen aan Allah worden gerefereerd. Allah zegt:
« Wees daarom niet bang voor hen, wees bang voor Mij, indien jullie gelovigen zijn. »
[Soerate Al-‘Imran 3:175]
« Wie dan hoopt op de ontmoeting met zijn Heer: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen. »
[Soerate Al-Kahf 18:110]
4) De Metgezellen en "la ilaha illa Allah"
Hoe de Metgezellen, radi’Allahoe anhoem, de eisen van deze grote kalimah begrepen en zich hier tegenover gedroegen, is prachtig uitgelegd aan ons door Imaam Soefyaan ibn Uyaynah, rahimahoellaah.
Mohammad ibn Abdoel-Malik al-Moesaysee heeft gezegd:
We waren met Soefyaan ibn Uyaynah in het jaar honderdzeventien en een persoon vroeg hem over het geloof (al-imaan), hij antwoordde: “Het is zowel in woorden als daden.”
De man vroeg: “Maar neemt het toe en neemt het af?” Hij antwoordde: “Het neemt toe als Allah het wil, en het neemt af als Hij het wil, tot er niet meer dan dit overblijft,” en hij stak zijn hand uit. De man vroeg: “Wat dient onze houding te zijn ten opzichte van degenen onder ons die beweren dat het woorden zijn maar geen daden?”
Soefyaan antwoordde: “Dat is wat de mensen zeiden voordat de aard en de begrenzingen van het geloof uiteengezet werden. Natuurlijk zond Allah, Geprezen en Verheven zij Hij, Zijn Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) naar de hele mensheid om hen te vertellen dat er geen god is dan Allah. Zodra zij dit accepteerden, was de veiligheid van hun geld en hun levens verzekerd en waren ze rekenschap verschuldigd aan Allah alleen.”
Toen Allah tevreden was met hun oprechtheid, gebood Hij Zijn Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam)hen te bevelen het gebed te verrichten. Hij beval hen te bidden en ze deden het. Bij Allah, als ze dit niet gedaan zouden hebben, dan zou hun eerste daad hen niet geholpen hebben.
Toen Allah tevreden was met de oprechtheid van hun gebeden, gebood Hij Zijn Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam)hen te bevelen naar Medina te migreren. Bij Allah, als ze dit niet gedaan zouden hebben, dan zou noch hun eerste daad noch hun gebeden hen geholpen hebben.
Toen Allah tevreden was met de oprechtheid van hun harten in dezen, gebood Hij hen naar Mekka terug te gaan om met hun vaders en broeders te bevechten, tot deze het Woord zouden zeggen, dat zij hadden gezegd, hetzelfde gebed zouden verrichten en dezelfde migratie gemaakt zouden hebben. Hij beval hen dit te doen en ze deden het. Een van hen kwam zelfs met het hoofd van zijn vader en zei: “O Boodschapper van Allah, hier is het hoofd van één van de leiders van de ongelovigen.” Bij Allah als ze dit niet zouden hebben gedaan, dan zou hun eerste daad, hun gebeden en hun migratie hen niet geholpen hebben.
Toen Allah tevreden was met de oprechtheid van hun harten in dezen, gebood Hij Zijn Boodschapper (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) hen te bevelen het ritueel van de tawâf te verrichten en hun hoofden in nederigheid te scheren, wat zij deden. Bij Allah, als ze dit niet gedaan zouden hebben dan zou hun eerste daad, hun gebeden, hun migratie en hun gevecht met hun vaders hen niet geholpen hebben.
Toen Allah tevreden was met de oprechtheid van hun harten in dezen, gebood Hij Zijn Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) om een deel van hun geld te nemen, waardoor ze zich zouden reinigen. Hij beval hen dit te doen en ze deden het, veel gevend en weinig gevend. Bij Allah, als ze dit niet gedaan zouden hebben dan zou hun eerste daad, hun gebeden, hun migratie en hun gevecht met hun vaders en hun tawâf hen niet geholpen hebben.
Toen Allah tevreden was met de oprechtheid van hun harten, die nu in harmonie met de aard en de begrenzingen van het geloof waren. Zei Hij tot hen:
« Deze dag heb Ik de godsdienst voor jullie voltooid en Mijn gunst voor jullie volmaakt en heb de islam voor jullie als godsdienst gekozen. »
[Soerate Al-Maidah 5:3]
Imaam Soefyaan ging verder:
« Wie een deel van het geloof verwerpt, is wat ons betreft, een ongelovige. Als het nalatigheid is, dan zouden we hem corrigeren, maar hij zou in onze ogen tekort schieten. Dit is de Soennah. Vertel het namens mij aan wie je erom vraagt. »
Shaykh Mohammed ibn Abdoel-Wahhaab heeft gezegd:
« Als we dit duidelijk hebben begrepen, zullen we te weten komen dat velen van degenen die claimen dat ze deze Religie volgen eigenlijk niet begrijpen wat LA ILAHA ILLALLAH betekent. Hoe zouden we dan kunnen uitleggen dat de (vroegere) Moslims dit moesten verdragen onder marteling, gevangenschap, afranseling en migratie naar Ethiopië. En dit, samen met het feit dat de profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) de meest genadige persoon onder de mensen was; was er een manier om zijn Metgezellen te sparen (van deze ontberingen) dan zou hij dat zeker hebben gedaan. »
5) De betekenis van al-Walâ wal-Barâ
Shaykhoel-Islam ibn Taymiyyah heeft gezegd:
« De verklaring van LA ILAHA ILLALLAH vereist dat je niet lief hebt en niet haat behalve omwille van Allah; noch zou er enige al-Walâ en al-Barâ moeten zijn behalve omwille van Allah; en dat iemand lief heeft en haat wat Allah lief heeft en haat. »
Linguïstisch impliceert het woord al-Walâ: liefde, hulp en het dichter bij elkaar komen. En al-Barâ is haar tegenovergestelde. Een andere term dat vaak wordt gebruikt voor al-barâ is de term adaa (vijandschap).
De technische betekenis van al-Walâ en al-Barâ:
Shaykhoel -Islam ibn Taymiyyah, rahimahoellah, heeft gezegd:
«Wilaayah (intimiteit) is het tegenovergestelde van adawaah (vijandschap). De wortel van wilaayah is liefde en de wortel van adawaah is vijandschap en afstandelijkheid. »
Shaykh Abdoel-Lateef aaloesh-Shaykh, rahimahoellah, heeft gezegd:
« De wortel van al-Walâ is liefde en de wortel van adaa is vijandschap. Van beide ontspringen acties van het hart en de ledematen. De acties die de realiteit van al-Walâ en al-Barâ omvatten, zijn: het geven van hulp, socialiseren, samenwerking, jihaad, migratie en wat verder hier oplijkt. »
Dus al-Walâ en al-Barâ zijn noodzakelijke consequenties van de kalimah- zoals is bewezen uit het Boek en Soennah. De volgende ayaat zijn een paar bewijzen uit het Boek van Allah:
« Laten de gelovigen niet de ongelovigen in plaats van de gelovigen als beschermers nemen, en degenen die dat doet heeft niets meer met Allah te maken, behalve wanneer jullie hen (de ongelovigen) angstig vrezen. En Allah waarschuwt jullie voor Zijn (bestraffing). En tot Allah is de terugkeer. »
[Soerate Al-‘Imrân 3:28]
« Zeg: “Als jullie van Allah houden, volg mij dan: Allah zal van jullie houden en jullie zonden vergeven. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” Zeg: “Gehoorzaam Allah en de Boodschapper, maar als jullie jullie afwenden: voorwaar, Allah houdt niet van de ongelovigen.” »
[Soerate Al-‘ Imrân 3:31-32]
« Zij verlangen ernaar dat jullie ongelovig worden, zoals zij ongelovig zijn, zodat jullie gelijk zijn. Neem dus geen vrienden uit hun midden totdat zij uitwijken op de Weg van Allah. »
[Soerate An-Nisa’ 4:89]
« O jullie die geloven! Neem niet de Joden en de Christenen als beschermers, zij beschermen elkaar. En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar, hij behoort tot hen. Voorwaar, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. »
[Soerate Al-Maidah 5:51]
« O jullie die geloven! Wie van jullie zijn godsdienst afvallig is: Allah zal een volk nemen waar Hij van houdt en dat van Hem houdt, dat zachtmoedig is tegenover de gelovigen en streng tegenover de ongelovigen, dat streeft op de Weg van Allah en zij zijn niet bang voor degenen die verwijten maken. »
[Soerate Al-Maidah 5:54].
De Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) heeft gezegd:
“Wees oprecht tegenover elke Moslim en keer je af van de ongelovigen.”
“Het stevigste houvast van het geloof is liefde en haat omwille van Allah.”
“Het stevigste houvast van het geloof is het hebben van bondgenootschap en intimiteit (al-Walâ) en vijandschap en afkering (adaa) omwille van Allah.”
Ibn Abbaas heeft gezegd:
« Ieder wie lief heeft omwille van Allah en haat omwille van Allah die heeft al-Walâ omwille van Allah en adaa omwille van Allah. Deze zal, vanwege dit, Allah’s bondgenootschap en intimiteit krijgen (wilaayah). Een persoon zal niet de smaak van geloof proeven - zelfs als hij bidt en veel vast - totdat hij is zoals dit. Vandaag de dag baseren de mensen hun relaties op aardse zaken, maar dit zal ze helemaal geen voordeel brengen (d.w.z. in het Hiernamaals). »
Shaykh Abdoer-Rahmaan ibn Hassan heeft gezegd:
« Het zal hen geen voordeel brengen. Integendeel het zal hen kwaad doen; zoals Allah zegt:
« De boezemvrienden zullen op die Dag elkaars vijanden zijn, behalve de Moettaqoen. »
[Soerate Az-Zoechroef 43:67]»
Shaykh Sulaymaan ibn Abdoellaah, rahimahoellah, heeft ook als commentaar gegeven:
«Zijn uitspraak: “heeft al-Walâ omwille van Allah” legt de noodzaak uit van het lief hebben omwille van Allah, wat betekent: het tonen van bondgenootschap. Het geeft ook aan dat slechts liefde alleen niet genoeg is. Het is enigszins essentieel dat met deze liefde een bondgenootschap zou moeten zijn, wat een noodzakelijke consequentie is van deze liefde. Dit brengt met zich mee: assisteren, eren, respecteren en het in gezelschap zijn met degenen waarvan je zowel innerlijk als uiterlijk van houdt. Zijn uitspraak: “en adaa omwille van Allah” legt de noodzaak uit van het haten omwille van Allah, wat betekent: het tonen van vijandschap door acties zoals jihaad tegen de vijanden van Allah; afkering van hen; en het ver verwijderd zijn van hen, zowel innerlijk als uiterlijk. Het geeft het feit weer dat slechts haat in het hart niet voldoende is. Het is enigszins essentieel dat, met dit samen, er een vertoon moet zijn van haar vereisten; zoals Allah, de Meest Verhevene, heeft gezegd:
« Waarlijk, er was voor jullie een goed voorbeeld in Ibrahim en degenen die met hem waren, toen zij tot hun volk zeiden: “Wij zijn niet verantwoordelijk voor jullie en voor wat jullie naast Allah aanbidden. Wij geloven jullie niet en er is tussen ons en jullie vijandschap en haat ontstaan, voor altijd, tot jullie in Allah, de enige geloven. »
[Soerate Al-Mumtahanah 60:4] »
6) Al-Walâ wal-Barâ en het crédo van Ahloes-Soennah
Ibn Taymiyyah, rahimahoellaah, heeft gezegd:
« Het is aan de Gelovige om vijandschap te tonen omwille van Allah en bondgenootschap aan te gaan omwille van Allah. Als de persoon een Gelovige is, dan is het aan hem om bondgenootschap te tonen aan hem zelfs als hij door hem onrecht wordt aangedaan. Dit is omdat het iemand onrecht aandoen niet het bondgenootschap verbreekt dat gebaseerd is op het geloof (al-mawaalatoel-eemaniyyah). Allah, de Meest Verhevene, heeft gezegd:
« En als twee partijen van gelovigen met elkaar slaags raken, sticht dan vrede tussen hen. »
[Soerate Al-Hujurat 49:9]
Dus zij worden gezien als broeders van elkaar, samen met het feit dat ze met elkaar vechten en grenzen van elkaar overschrijden. En het bevel is gegeven om ze samen te verzoenen. Dus de Gelovige zou moeten bedenken: dat het verplicht is om bondgenootschap te tonen aan een Gelovige, zelfs als hij je onrecht aandoet en de grenzen overschrijdt wat betreft je persoon. Daarentegen is het verplicht om vijandschap te tonen aan de ongelovige, zelfs als hij je dingen geeft en vriendelijkheid aan je toont. Waarlijk Allah heeft de Boodschappers gestuurd en de Boeken geopenbaard zodat de hele manier van leven voor Allah zou zijn; zodat van Zijn awliyaa worden gehouden en Zijn vijanden worden gehaat. En dat eer en beloning voor Zijn awliyaa zouden zijn en schande en straf voor Zijn vijanden zouden zijn.
Als een persoon goed en slecht in zichzelf combineert; gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid; oprechtheid en valsheid; Soennah en bid’ah. Dan verdient hij bondgenootschap en beloning in overeenstemming met het goede dat hij bezit en hij verdient vijandschap en straf in overeenstemming met het slechte dat hij bezit. Het kan dus zijn dat een persoon datgene bezit wat zowel eer als schande waarborgt en dat hij iets van dit en iets van dat bezit. Dit is net als een arme dief wiens hand is afgehakt vanwege wat hij heeft gestolen, maar hij wordt van de rekening van liefdadigheid gegeven om zijn behoeftes te bevredigen. Dit is dus een fundamentele principe waar de Ahloes-Soennah wal-Jama’ah het eens is, maar dat wordt bestreden door de Khawaarij, de Moe’tazilah en ieder die het met hen eens is.»
De mensen zijn in drie groepen verdeeld wat betreft al-Walâ en al-Barâ:
1) Degenen waarvan wij oprecht van dienen te houden en bondgenootschap mee moeten sluiten; aan hen op geen enkele manier vijandschap tonen. De mensen van deze categorie zijn de ware Gelovigen; de Profeten, de oprechten, de martelaren en de rechtgeschapenen.
2) Degenen die we puur zouden moeten haten en vijandschap mee moeten hebben, zonder het tonen van liefde en bondgenootschap. In deze categorie vallen de ongelovigen, de moesjriks, de hypocrieten, de afvalligen en de atheïsten. En dit zou ook moeten gelden voor de mensen die zelfs verwanten zijn. Allah zegt:
« Jij vindt geen volk dat in Allah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allah en Zijn Boodschapper tegenstreven bevriend, ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. »
[Soerate Al-mujadalah 58:22].
« O jullie die geloven, neemt jullie vaders en jullie broeders niet als awliyaa (vrienden, helpers) wanneer zij het ongeloof verkiezen boven het geloof. En wie van jullie hen tot awliyaa maakt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn. »
[Soerate at-Tawbah 9:23]
Dit ontkent echter niet dat je rechtvaardig tegen hen dient te zijn, noch hen vriendschappelijk dient te behandelen, noch hen hun rechten dient te geven, noch leiding voor hen te wensen. Deze dingen zijn echter voorgeschreven als verplichtingen of aanbevelingen.
3) Degenen waarvan dient te worden gehouden en mee bondgenootschappen dienen te worden gesloten van één kant, maar die ook dienen te worden gehaat en vijandschap aan hen dienen te worden getoond van een andere kant. In deze categorie vallen de zondigen en de ongehoorzamen onder de Moslims. Dus we zouden van ze moeten houden voor wat ze aan geloof bezitten en haten voor wat ze aan zonden en ongehoorzaamheid aan Allah bezitten; met als voorwaarde dat zulke zonden niet van het groter type ongeloof (koefr) of sjirk zijn. Van hen houden vereist hen oprecht te adviseren alsmede hen het goede bevelen en het slechte te verbieden.
Samenvatting van de credo van Ahloes-Soennah in deze zaak:
Shaykhul-Islam Ibn Taymiyyah heeft gezegd:
« Wat betreft prijzen en wraken, liefde en haat, bondgenootschap en vijandschap - dit zijn de dingen waarvoor Allah Zijn bewijs voor heeft gezonde; en zijn bewijs is Zijn Boek. Dus ieder wie een Gelovige (moe’min) is: dan is het verplicht om bondgenootschap te laten zien aan hem; van welke groep hij ook moge zijn. Maar ieder die een ongelovige (kafir) is; dan is het verplicht om vijandschap aan hem te tonen; van welke groep hij ook moge zijn. Ieder die geloof en valsheid bezit; hij wordt bondgenootschap getoond in evenredigheid met zijn geloof en vijandschap in evenredigheid met zij valsheid. Hij wordt niet totaal verbannen uit de kudde van geloof alleen maar omdat hij zonden begaat en zich ongehoorzaam gedraagt; zoals de mening van de Khawaarij en de Moe’tazilah. »
.
[1] NvdV: Het is onmogelijk om een letterlijke vertaling in het Nederlands te geven van de woorden al-Walâ en al-Barâ, maar de betekenis van deze Arabische term geeft enerzijds weer, dichterbij komen bij hetgeen Allah en Zijn Boodschapper behaagt en anderzijds, terugdeinzen voor hetgeen Allah en Zijn Boodschapper ontstemt