Het recht op wetten maken (at-Tasjri‘)
Wetten maken is het alleenrecht van Allah, de Allerhoogste zegt: « En Allah oordeelt en niemand kan Zijn oordeel afwenden. En Hij is snel in de afrekening. » (Soerate ar-Ra’d 13 vers 41)
« Het oordeel is slechts aan Allah. Hij beveelt dat jullie niets aanbidden behalve Hem: dat is de ware godsdienst maar de meeste mensen weten het niet. » (Soerate Yoesoef 12 vers 40)
Wat verstaan we onder wetgeving?
Het is dat wat Allah openbaart aan Zijn dienaren zoals de te volgen weg op het niveau van de leer en van de leefregels in de samenleving ( al-moe‘amalat ) en andere?
Het toestaan of verbieden maken hier deel vanuit:
Niets of niemand kan iets toestaan wat Allah verboden heeft, noch verbieden wat Allah toegestaan heeft.
Allah zegt: « En zeg niet door de leugen die jullie tongen beschrijven: "Dit is toegestaan en dat is verboden," om over Allah een leugen te verzinnen. Voorwaar, degenen die over Allah een leugen verzinnen, zullen niet welslagen. » (Soerate an-Nahl 16 vers 116)
Allah zegt ook: « Zeg: "Hebben jullie gezien wat Allah voor jullie heeft neergezonden aan voorzieningen, waarna jullie daarvan verboden en toegestane dingen maakten?" Zeg: "Heeft Allah jullie (daarvoor) toestemming gegeven? Of verzinnen jullie leugens over Allah?"» (Soerate Yoenes 10 vers 59)
Allah heeft het verboden om zaken toe te staan of te verbieden, zonder een bewijs vanuit de Koran of de Soennah. Bovendien heeft Hij ons gewaarschuwd dat degene die dit doet, gelogen heeft over Allah. Zoals Hij ons laten weten heeft dat degene die een zaak verplicht of verbiedt zonder een bewijs hiervoor, zichzelf verheven heeft tot een deelgenoot van Allah, in één van zijn voorrechten, nl. het maken van wetten.
Allah zegt: « Hebben zij (de afgodendienaren) dan medegoden, die hun een godsdienst hebben voorgeschreven welke Allah verboden heeft? Was Ons gebod voor het laatste gericht niet uitgevaardigd, dan zou de zaak onder hen geoordeeld zijn geweest. Want de onrechtvaardigen zullen zeker een pijnlijke straf ontvangen. » (Soerate asj-Sjoera 42 vers 21)
Degene die gehoorzaamt aan deze wetgever buiten Allah in een zaak, heeft hem verheven tot een deelgenoot met Allah.
Allah zegt : « En eet niet van hetgeen waarover (tijdens het slachten) de Naam van Allah niet is uitgesproken en voorwaar, dat is zeker een zware zonde. En voorwaar, de satans fluisteren hun vrienden in om met jullie te redetwisten en als jullie hen gehoorzamen, dan zullen jullie zeker veelgodenaanbidders worden. » (Soerate al-An’aam 6 vers 121)
Dit wil zeggen dat degene die wettig maakt wat Allah verboden heeft zoals bv. kadavers (zonder eerst geslacht te zijn) en degene die hem gehoorzaamt in dit, een polytheïst (moesjrik) is.
Op dezelfde manier heeft Allah ons geïnformeerd dat degenen die de rabbijnen en priesters (zoals de pseudo-geleerden van vandaag) gehoorzamen in datgene wat ze toestaan wat Allah heeft verboden en omgekeerd, hen als heren buiten Allah hebben genomen.
Allah heeft gezegd : « Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen en (ook) de Messias de zoon van Maryam, terwijl hun niets is bevolen dan dat zij één God aanbidden: er is geen god dan Hij. Heilig is Hij boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen. » (Soerate at-Tawbah 9 vers 31)
Toen dit vers werd geopenbaard, zei Adiy Ibn Hâtim aan de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam): « Maar ze hebben hen niet aanbeden. » De Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) antwoordde hem:
« De monniken en rabbijnen hebben het toegestane verboden en het verbodene togestaan. Hun getrouwen hebben hen hierin gevolgd (al goedkeurend). Dit is dus de aanbidding die zij aan hen hebben toegewijd.» (at-Tirmidhi sahih in soenan at-Tirmidhi.)
Cheiykh ‘Abd Rahman ibn Hassan (rahimahoe Allah) heeft gezegd: « Er is in deze hadith een bewijs dat gehoorzaamheid aan de rabbijnen en de monniken in de ongehoorzaamheid aan Allah, wat hen betreft een aanbidding vormt. En dit wordt beschouwd als de grote vorm van polytheïsme (sjirk akbar) dat Allah niet vergeeft, conform aan Zijn woorden op het einde van het bovenstaand vers. »
Het volgend vers gaat in dezelfde richting :
« En eet niet van hetgeen waarover (tijdens het slachten) de Naam van Allah niet is uitgesproken en voorwaar, dat is zeker een zware zonde. En voorwaar, de satans fluisteren hun vrienden in om met jullie te redetwisten en als jullie hen gehoorzamen, dan zullen jullie zeker veelgodenaanbidders worden. » (Soerate al-An’aam 6 vers 121)
Veel mensen zijn in deze vorm van sjirk gevallen met degenen die blindelings imiteren. Zij houden er immers geen rekening mee of het bewijs ingaat tegen het advies van degene die ze blindelings volgen. En dit maakt deel uit van dit soort polytheïsme.
Zich schikken naar de goddelijke wetgeving en afstand doen van elke andere wetgeving, is een voorwaarde van aanbidding die deel uit maakt van de geloofsgetuigenis (geen enkele godheid buiten Allah (al koefr bi taghoet)).
En het is Allah dat wij om hulp smeken en achter een oordeel vragen.
.
