Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog

Presentatie

  • : Vanuit De Duisternis Naar Het Licht
  • : « Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Taghoet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn.
  • Contact

Zoeken

17 avril 2013 3 17 /04 /avril /2013 14:02

Al-‘Oethaymien en de Algerijnse president Bouteflika

 

 

Opmerking: Al deze gesprekken zijn te beluisteren op de cassettes: « Fatâwa Al-Akâbir Fî Nâzilat Al-Jazâ’ir » en zijn neergeschreven in het boek van AbdelMalik Ramadhanî: « Fatâwâ Al-‘Oulamâ’ Al-Akâbir Fî mâ Ouhdira min dimâ’ Fîl Jazâ’ir ».

 

Herinnering: Al-‘Oethaymien zei ons:

 

و هؤلاء المحكمون للقوانين لا يحكّمونها في قضية معيّنة خالفوا فيها الكتاب و السنة, لهوى أو لظلم, لكنهم استبدلوا الدين بهذه القوانين و جعلوا هذا القانون يحل محل شريعة الله و هذا كفر حتى لو صلوا و صاموا و تصدقوا و حجوا فهم كفار..."

 

  « Deze mensen die oordelen met uitgevonden wetten door de mensheid, doen dit niet in een particulier geval, waarin zij de Koran en de Soennah tegenspreken door hun passies te volgen en door onrechtvaardigheid, maar zij hebben zeer zeker de religie ingeruild voor deze mensgemaakte wetten. Zij hebben deze wetten in de plaats gezet van de Islamitische wet en dit is ongeloof, zelfs als deze mensen bidden, vasten, zakaat geven en de bedevaart verrichten. Zij zijn ongelovigen. » [Sjarh Ryadh Salihîn 1/508]

 

كالذين ينحون الأحكام الشرعية في المعاملة بين الناس، ويحلون محلها القوانين الوضعية، فهذا لا شك أنه استبدال بشريعة الله سبحانه وتعالى غيرها، وهو كفر مخرج من الملة، لأن هذا جعل نفسه بمنزلة الخالق، حيث شرع لعباد الله ما لم يأذن به الله، بل ما خالف حكم الله عز وجل، وجعله الحكم الفاصل بين الخلق، وقد سمى الله تعالى ذلك شركاً في قوله تعالى: (أَمْ لَهُمْ شُرَكَاءُ شَرَعُوا لَهُمْ مِنْ الدِّينِ مَا لَمْ يَأْذَنْ بِهِ اللَّهُ)

   

  « Het is zoals degenen die de wetten van de Sjari’ah afschaffen in sociale zaken en deze vervangen door uitgevonden wetten. Hierover bestaat geen enkele twijfel dat dit een verwisseling is van de Wet van Allah met een andere wet. En dit is ongeloof die de verrichter ervan buiten de Islam zet, want degene die dit verricht, heeft zich op het niveau van de Schepper geplaatst, wanneer hij wettig maakt voor de dienaren van Allah wat Allah niet heeft toegestaan en nog erger is dat hij zich verzet tegen de Wet van Allah ‘Azza wa djall. En hij heeft een wet gemaakt die beslist tussen de mensen. » [Fiqh Al ‘Ibâda pg. 60]

   

Nochtans zei hij tijdens de burgeroorlog in Algerije in een gesprek dat dateert van 17 Dhoel Hidja 1420:

 

السائل: بالنسبة للحاكم الجزائري يا شيخ! الآن الشباب الذين طلعوا من السجون أكثرُهم لا زال فيهم بعض الدَّخَن، حتى وإن طلعوا من السجون وعُفي عنهم، لكن لا زالوا يتكلَّمون في مسألة التكفير، ومسألة تكفير الحاكم بالعين، وأن هذا الحاكم الذي في الجزائر حاكمٌ كافرٌ، ولا بيعة له، ولا سمع ولا طاعة لا في معروفٍ ولا في منكرٍ؛ لأنَّهم يُكفِّرونهم، ويجعلون الجزائر ـ يا شيخ! ـ أرض ـ يعني ـ أرض كفر.

   

الشيخ: دار كفر؟

 

السائل: إي، دار كفر، نعم يا شيخ! لأنَّهم يقولون: إنَّ القوانينَ التي فيها قوانين غربية، ليست بقوانين إسلامية، فما نصيحتُكم أولاً لهؤلاء الشباب؟ وهل للحاكم الجزائري بَيْعَة، علماً ـ يا شيخ! ـ بأنَّه يأتي يعتمِر ويُظهرُ شعائرَ الإسلام؟

 

الشيخ: يُصلِّي أو لا يُصلِّي؟

 

السائل: يُصلِّي يا شيخ!

 

الشيخ: إذن هو مسلمٌ.

 

السائل: وأتى واعتمر هنا من حوالي عشرين يوماً أو شهر، كان هنا في المملكة.

 

الشيخ: ما دام يُصلِّي فهو مسلمٌ، ولا يجوز تكفيرُه، ولهذا لَمَّا سُئل النَّبِيُّ r   عن الخروج على الحُكَّام قال: (( لا ما صلَّوا ))، فلا يجوز الخروجُ عليه، ولا يجوزُ تكفيرُه، من كفَّره فهذا ... بتكفيره يُريد أن تعودَ المسألة جَذَعاً، فله بيعة، وهو حاكمٌ شرعيٌّ.

   

  « Vraagsteller : Sjeich, wat betreft de Algerijnse regeringsleider, de jongeren die uit de gevangenis zijn en zelfs degenen die gratie hebben gekregen, stoppen niet met praten over takfier van de Algerijnse regeringsleider. Zij zeggen dat hij een ongelovige regeringsleider is die geen alliantie verdient, noch verdient hij het om naar hem te luisteren, noch om hem te gehoorzamen, zowel in goede als in slechte zaken, want zij beoordelen hem als ongelovige en zij beschouwen Algerije als een land van ongeloof.

 

Al-‘Oethaymien : Een land van ongeloof ?

 

Vraagsteller: Ja sjeich, een land van ongeloof, zij zeggen: de wetten die in dat land worden toegepast, zijn wetten van het westen en niet-Islamitische wetten. Wat is uw raad voor deze jongeren? Verdient de Algerijnse regeringsleider alliantie, wetende dat hij de Islamitische rituelen, zoals de ‘oemrah, verricht ?

 

Al-‘Oethaymien : Bidt hij ?

 

Vraagsteller : Ja, hij bidt.

 

Al-‘Oethaymien : Dan is hij moslim !!!

 

Vraagsteller: Hij heeft zelfs ‘oemrah komen doen gedurende 20 dagen of een maand en hij was in het koninkrijk van Saoedi-Arabië, o sjeich !

 

Al-‘Oethaymien: Zolang hij het gebed verricht, is hij een moslim en is het niet toegestaan om hem te beschouwen als een ongelovige… Het is daarom dat wanneer men vroeg aan de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) of het toegestaan was om in opstand te komen tegen de staatsleiders, hij (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) antwoordde: « Neen, niet zolang zij bidden. » Het is dus niet toegestaan om in opstand te komen tegen hem en hem te beschouwen als een ongelovige … Men moet alliantie met hem aangaan en het is een wettelijke staatsleider … »

 

Gesprek dateert van de eerste dag van ramadan 1420:

 

السائل: شيخنا! ما رأيكم في قولهم أنَّه لا هدنة ولا صلح ولا حوار مع المرتدِّين؟

   

الشيخ: رأينا أنَّ هؤلاء ليسوا بمرتدِّين، ولا يجوز أن نقول إنَّهم مرتدُّون حتى يثبُت ذلك شرعاً.

 

السائل: بناءً على ماذا شيخنا؟

 

الشيخ: بناء على أنَّهم يُصلُّون ويصومون ويحجُّون ويعتمرون ويشهدون أن لا إله إلاَّ الله وأنَّ محمداً رسول الله.

 

السائل: نعم! نعم يا شيخنا!

 

الشيخ: فكيف نقول إنَّهم كفار على هذه الحال؟! إنَّ النبيَّ r   قال لأسامة بن زيد لَمَّا قتل الرَّجل الذي ... بالسيف، فشهد أن لا إله إلاَّ الله، أنكر الرسول r   على أسامة، مع أنَّ الرَّجل قال ذلك تعوُّذاً كما ظنَّه أسامة، والقصة مشهورة

   

  « Vraagsteller: Onze sjeich, wat denkt u over degenen die zeggen dat er geen wapenstilstand, noch vrede is met de afvalligen?

     

Al-‘Oethaymien: Datgene wat wij denken is dat deze mensen geen afvalligen zijn, en dat het dus niet toegestaan is om te zeggen dat zij afvalligen zijn, zolang dat dit niet wettelijk bevestigd is.

 

Vraagsteller: Op basis van wat, O sjeich ?

 

Al-‘Oethaymien: Op basis van het feit dat zij bidden en vasten en de grote en kleine bedevaart doen en dat zij getuigen dat er geen ware godheid is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is.

 

Vraagsteller : Ja sjeich!

 

Al-‘Oethaymien : Hoe zou men dan durven zeggen over hen dat zij ongelovigen zijn, terwijl zij zo (bidden, vasten, bedevaart doen) zijn?! Zeker de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) had Oesama Ibn Zayd berispt wanneer hij een man had gedood, toen deze man bij het zien van het zwaard getuigde dat er geen ware godheid is dan Allah. De profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) had Oesama berispt, terwijl deze man dit had gezegd om zich te beschermen, zoals Oesama dacht. En dit verhaal is wel gekend. »

 

السائل: شيخنا! مثلاً عندنا للأسف الشديد مسجد حُوِّل إلى ثكنة عسكرية، تشرب فيها الخمور، وتسمع فيها الموسيقى، وتُعطل فيها الصلاة ويسبُّ فيها الله ورسوله ـ يعني ـ هذا ما حكمه؟

   

الشيخ: هذا فسوق، فلا يَحلُّ تحويل المسجد إلى ثكنة عسكريَّة؛ لأنَّه تحويل للوقف عن جهته وتعطيل للصلاة فيه.

   

  « Vraagsteller: O sjeich, helaas was er bij ons een moskee die nu omgevormd is in een militaire kazerne, waarin men wijn drinkt en naar muziek luistert en waarin men niet meer het gebed verricht en waar men Allah en Zijn Boodschapper (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) beledigt. Wat is het oordeel hierover?

 

Al-‘Oethaymien : Dit is een perversie, het is niet toegestaan om een moskee te veranderen in een militaire kazerne … »

 

 


 

Analyse:

 

Al-‘Oethaymien had voordien zelf verklaard dat degene die oordeelt met mensgemaakte wetten en die de Wet van Allah vervangt door deze wetten, een ongelovige is, zelfs als hij bidt, vast en de bedevaart verricht.

Nochtans gaat hij tegen de Algerijnen totaal het tegenovergestelde van dit zeggen, nl. dat hun taghoet die bidt en die de ‘oemrah verricht, een moslim is, zelfs als hij de Wet van Allah vervangt door deze van de taghoet en zich op het niveau van de Schepper plaatst, wanneer hij wetten maakt.

 

En Al-‘Oethaymien weet maar al te goed dat datgene wat hij gezegd heeft tegen deze Algerijn dat dit een afschuwelijke leugen is tegenover de Islam en tegenover de moslims. Al-‘Oethaymien had gezegd:

 

الصحابة رضي الله عنهم قاتلوا مسيلمة وأصحابه، واستحلوا دماءهم وأموالهم مع أنهم يشهدون أن لا إله إلا الله وأن محمداً عبده ورسوله، ويؤذنون، ويصلون وهم إنما رفعوا رجلاً إلى مرتبة النبي

 

  « De metgezellen (radiya Allahoe ‘anhoem) hebben Moessaylima en zijn aanhangers bestreden en hebben hun bloed en hun rijkdommen wettig gemaakt, ondanks zij getuigden dat er geen ware godheid is dan Allah en dat Mohammed zijn dienaar en boodschapper is, en ondanks zij de gebedsoproep deden en het gebed verrichtten. Maar zij werden bestreden gewoon omdat zij een man verheven hadden tot het niveau van profeet. » [Sjarh Kashf Sjoeboehat pg. 61]


Hij weet dus heel goed dat wanneer een persoon een deelgenoot toeschrijft aan Allah of een wet van Allah verwerpt, dat deze persoon een ongelovige wordt, zelfs als deze persoon bidt!

     

En hij argumenteert met de hadith van Oesâma, terwijl Al-‘Oethaymien zelf gezegd had:

 

وعلى كل حال فإن حديث أسامة رضي الله عنه ليس فيه دليل على أن من قال : " لا إله إلا الله" وهو مشرك يعبد الأصنام والأموات والملائكة والجن وغير ذلك يكون مسلماً.

 

  « Om het even wat, de hadith van Oesâma (radiya Allahoe ‘anhoe) is in geen enkel geval een bewijs dat degene die zegt « Er is geen ware godheid dan Allah », terwijl hij een deelgenoot toekent aan Allah en dat hij afgoden, doden, engelen, djins of andere dan deze aanbidt, dat deze persoon een moslim is. » [Sjarh Kashf Sjoeboehat pg. 69]

     

Wat dan te zeggen over degene die zegt « Er is geen ware godheid dan Allah » en die « zich op het niveau van de Schepper plaatst door wetten te maken » ?!

 

En kijk naar de valsheid van deze man, wanneer men hem meldt dat men het huis van Allah vervangen heeft door een plaats waar men alcohol consumeert en men Allah beledigt. Hij zou nog gezegd kunnen hebben, dit is « een perversiteit  » !!!!!!!!

 

Ibn Hazm heeft gezegd:

 

وَأَمَّا سَبُّ اللَّهِ تَعَالَى - فَمَا عَلَى ظَهْرِ الأَرْضِ مُسْلِمٌ يُخَالِفُ فِي أَنَّهُ كُفْرٌ مُجَرَّدٌ

 

  « Wat betreft de belediging tegenover Allah, er is geen enkele moslim op de hele oppervlakte van deze aarde die zou tegenspreken dat dit geen ongeloof op zich is. » [Al-Mahalla 12/435]

 

Partager cet article
Repost0
18 mars 2013 1 18 /03 /mars /2013 13:40

Het duidelijke bewijs van de geldigheid van de ketting van takfir (at-Takfir bit-Tasalsul)[1]

 

 

Weerlegging van de bida‘ah moekafara van Aboe Maryam Al-Mukhlif en van Aboe Hamzah Al-Afghani

 

Dit werk gaat over de ketting van takfir (at-Takfir bi-Tasalsul) en de dwaling van sommige mensen. Onder hen: Aboe Maryam al-Mukhlif al-Kuwaitiy en Aboe Hamzah al-Afghani. Zij allen verspreiden ideeën dat leiden tot ongeloof tegenover Allah – We zoeken toevlucht bij Allah (Soebhanahoe Wa ta‘ala) tegen hen en wij vragen Hem om ons en hen te leiden.

 

Vele mensen geraakten al verward door datgene wat zij verspreiden , dus vonden we het nodig om een weerlegging voor te leggen, om hun dubbelzinnigheden weg te werken en om de religie van  Allah en de Soennah te beschermen. We vragen Hem om hen te leiden tot het rechte pad Zijn Dien en om ons de waarheid te laten verspreiden via dit werk. Amien.

 

 

De verwerping van de moesjrikien is één van de voorwaarden van het geloof in de Islam.

 

Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) heeft Zijn dienaren bevolen om de moesjrikien te verwerpen. En Hij legt ons uit dat zonder dit, geen enkele persoon geloof kan hebben. Dit is omdat wanneer een persoon geen afstand neemt van de moejsrikien en de ongelovigen, door vriendschap met hen aan te gaan, en door hen niet te haten voor de zaak van Allah Ta’ala en door niet alleen met de gelovigen bondgenootschap aan te gaan, deze persoon niet tot de groep van moslims kan behoren.

 

Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) zegt:

« O, jullie die geloven, neem geen ongelovigen tot vrienden boven de gelovigen. Wil jij Allah een duidelijk bewijs tegen uzelf geven? »  (Soerate an-Nisa vers 144)

 

« O jullie die geloven, neem uw vaders en uw broeders niet tot vrienden als zij ongeloof boven geloof verkiezen. En wie onder u met hen bevriend is behoort tot de overtreders. »  (Soerate 9 vers 23)

 
Allah verbiedt de moslims om de ongelovigen als bondgenoten /vrienden te nemen. En welke daad van bondgenootschap is groter dan hen toe te staan hun geloof te hebben en dit niet te verwerpen?

 

Allah Ta’ala leert ons op de beste manier het verschil tussen een moslim en een moesjrik in Zijn Heilig Boek – het verschil tussen Zijn groep en de groep van de duivel. Dit omdat de moslims de inwoners van het paradijs zijn, waarin zij voor eeuwig zullen vertoeven, terwijl de koeffaar de bewoners van de hel zijn, waarin zij ook voor eeuwig zullen vertoeven.

 

En dit alles maakt deel uit van de Basis van de religie (Asl ad-dien) zonder enige twijfel. Al wie het fundament van de basis van de Islam niet kent, kan zich niet voordoen als gelovige. En hij zal niet kunnen geëxcuseerd worden voor zijn onwetendheid (jahl) of een verkeerde interpretatie (Ta’wil) van het fundament van het geloof.

 

Bovendien is het strikt verboden voor de moslims om iemand te behandelen als broeder die een andere dan Allah aanbidt, die bewust een vers ontkent en gelooft dat andere religies correct, rechtvaardig en juist kunnen zijn.

 

Neen! Geen enkele gelovige kan het accepteren dat een persoon de waarachtige verzen vanuit het Heilig Boek tegenspreekt met zijn daden, woorden, … en dergelijk gedrag is een onvermijdelijk bewijs voor zijn koefr. 

 

De betekenis van de ketting van takfir « at takfir bit tasasul »

 

Eenieder die iemand “moslim” noemt die de basis van de religie (asl ad-dien) niet vervult, is een kafir. Hetzelfde geldt voor degene die zou twijfelen aan zijn koefr. Omdat dit immers bewijst dat hij asl ad-dien noch gevolgd heeft, noch in praktijk heeft gebracht, of dat hij het wel heeft begrepen maar dit niet in toepassing brengt.

 
Het is een verplichting voor iedere gelovige om takfir te verrichten op iedereen die de fundamenten van de basis van de Islam – Tawhied – niet vervult, wat ongeloof is in de Taghoet en geloof in Allah.

 

Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) zegt in het vers 256 van Soerate al-Baqarah :

 

« Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden; derhalve, hij die de taghoet verwerpt en in Allah gelooft, heeft een sterk houvast gegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend. » (Soerate al-Baqarah vers 256)

 

Dus eenieder die geen takfir verricht op een moesjriek, jood, christen of een idoolaanbidder, is een kafir zoals hem. En dit is de Idjma’ (consensus) van alle moslims en alle profeten. Dit is immers omdat de Tawhied van alle profeten één was, ook al waren hun wetten verschillend.

 

Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) zegt :

« En voorzeker Wij wekten onder elk volk een boodschapper op, "Aanbid Allah en vermijd de taghoet." Toen waren er sommigen onder hen die Allah leidde en er waren sommigen die bleven dwalen. Reist daarom op aarde rond en ziet wat het einde was der loochenaars.» (Soerate 16 vers 36)

 

De betekenis van de ketting van takfir is: de kennis dat iedereen dat niet voldoet aan de basis van de religie – Tawhied – zeker een kafir is. En iedereen die hieraan twijfelt is een kafir zoals hem – van zodra hij weet dat de andere persoon de islam heeft verlaten.

 

Voorbeeld:

Een christen (hij is de 1ste persoon in de keten).

 

-          Kader zegt dat hij een moslim is, maar hij verricht geen takfir op de christen – wetende dat een christen een moesjrik is en geen moslim (dus hij is de tweede in de ketting). Kader is dus een ongelovige want hij heeft de christen niet verworpen. (Kader is dus de 2de persoon van de keten).

 

-          Yazid (3de persoon in de keten) zegt ook dat hij een moslim is, en hij zegt dat de christen een kafir is. Maar hij zegt dat Kader een moslim is, wetende dat Kader geen takfir verrichtte op de christen.

 

Dus Yazid is dus een ongelovige zoals Kader en de christen, want hij heeft geen takfier verricht op degene die uit de islam is getreden, nl Kader. Als Yazid wist dat de verwerping van de moesjrikien één van de voorwaarden is om een gelovige te zijn, waarom heeft hij dan geen takfier verricht op Kader?

 

Het probleem voor Mukhlif en Aboe Hamza situeert zich daar, bij de 3de persoon. Zij zeggen dat het niet nodig is om takfier op Yazid te verrichten, die geen takfier verricht op de moesjrik. En dat dit geen deel uitmaakt van “asl ad-dien”.

 

Welke verschil is er tussen Kader en Yazid, terwijl zij beiden door hun daad hun Islam geannuleerd hebben, want één van de fundamenten van Tawhied is de verwerping van sjirk en van de moesjrikien en dit is een consensus (‘idjma’) van alle moslims.

 

Voor Mukhlif zou men het bewijs voor de toepassing van takfier over Kader moeten voorleggen aan Yazid, opdat deze laatste takfier zou kunnen uitvoeren. Maar hoe zou dit mogelijk kunnen zijn, terwijl de situatie duidelijk is en dat de koefr evident en zienbaar is van allen?  

  

Dit is allemaal heel duidelijk, الحمد الله. En niemand twijfelt hieraan, enkel diegenen die op het verkeerde pad zitten en de waarheid niet kunnen begrijpen over de verwerping van de sjirk en de moesjrikien, welke een voorwaarde is voor de geldigheid van de «  sjahada ».

 

Als men niet de Hoekm (oordeel) van polytheïst geeft aan degene die sjirk verricht of over degene die de sjirk niet opzegt, zullen wij door deze daad ongelovig worden, want wij zouden de voorwaarden voor de geldigheid van “Lâ ilaha illa Allah” niet hebben vervuld.

 

En dit alles om het even of het nu de 3de persoon is in de keten of de 40ste persoon, want in alle gevallen neemt degene die geen takfier verricht op de eerste onvermijdelijk zijn plaats in, want hij wordt ongelovige.

 

Weerlegging op de dubbelzinnigheden van Aboe Maryam Al-Mukhlif Al-Kuwaiti en van Aboe Hamzah Al-Afghani

 

Eerste dubbelzinnigheid:

 

Mukhlif gebruikt het volgende vers om zijn woorden te ondersteunen:

« Er is een goed voorbeeld voor u in Abraham en degenen die met hem waren toen zij tegen hun volk zeiden: "Wij hebben niets uitstaande met u en hetgeen u buiten Allah aanbidt. Wij verwerpen u … » (Soerate 60 vers 4)

 

Antwoord:

 

Mukhlif gebruikt dit vers om te zeggen dat Ibrahim (‘alayhi salam) enkel twee keer afstand heeft genomen en dat men dus geen derde keer afstand moet nemen !!! Dit is een afschuwelijke daad en een leugen tegenover Allah Ta‘ala en Zijn Profeet (‘alayhi salam). Hoe kan hij dit vers gebruiken? Elke persoon met verstand zal onvermijdelijk inzien dat dit vers niets te maken heeft met het feit te stoppen bij de derde persoon. Bovendien heeft de verwerping van de profeet Ibrahiem (‘alayhi salam) betrekking op alle moesjrikien die een andere afgod dan Allah Ta‘ala aanbidden. Het aantal is ontelbaar en hij heeft zich niet beperkt tot twee personen, zoals deze Mukhlif ons wil doen geloven. Inderdaad Ibrahim (‘alayhi salam) heeft gezegd: « Wij verwerpen jullie en datgene wat jullie aanbidden buiten Allah. Wij nemen afstand van jullie …» Hij (‘alayhi salam) praatte tegen het meervoud van alle moesjrikien en van alle aanbeden afgoden naast Allah en het meervoud stopt niet bij twee.

 

 

Tweede dubbelzinnigheid:

 

Men had gevraagd aan Mukhlif wie de oude geleerden waren die gezegd hebben dat men "iqamat al hujja" zou moeten doen aan de 3de persoon in de keten, die de koefr van de 2de persoon ziet, voor hem ongelovig te verklaren.  

Dit is wat hij hierop antwoordde: Sjeich ‘Abd ar-Rahman Ibn Hassan, rahimahoellah, heeft gezegd:  « Er bestaat een consensus in de Oemmah van de vroegere generaties, beginnend bij de Metgezellen, de tabi‘ien, de Imams en alle geleerden van ahloel Soennah wal Djama’ah dat een persoon geen moslim is, wanneer hij de grote sjirk niet verlaat, de sjirk en degene die het verricht, niet verloochent, door deze te haten (de sjirk en degene die het verricht), hen vijandigheid te tonen volgens hun middelen (of kracht) en al-ichlaas te hebben in de daden enkel en alleen voor Allah. » (Bron: ad-Dourar as-Saniyyah, volume 8 / pg. 338)  

 

Antwoord:

 

Waar heeft Mukhlif gezien dat deze sjeich gezegd heeft dat men moet stoppen bij de 3de persoon? deze sjeich zegt juist dat een man geen moslim is als hij de grote vorm van sjirk achterwege laat en geen afstand neemt van sjirk en van degene die het verricht, door deze (sjirk en de verrichter van sjirk) te haten.

 

 

Derde dubbelzinnigheid:

 

Mukhlif heeft volgende koranverzen aangehaald m.b.t. de verwerping van de taghoet en de moesjrikien en nogmaals, dit bewijst niets dat men moet stoppen bij de derde persoon. Integendeel, deze bewijzen zijn andermaal een bewijs tegen hem, want hij verwerpt niet de moesjriek.

 

 « En voorzeker Wij wekten onder elk volk een boodschapper op, "Aanbid Allah en vermijd de taghoet." »  (Soerate 16 vers 36)  

  

« En (dit is) een bekendmaking van Allah en zijn Boodschapper aan de mensheid op de dag van de grote Bedevaart (al-Haddj al-Akbar) (inhoudende) dat Allah en Zijn Boodschapper afstand nemen van de moesjrikien. »  (Soerate 9 vers 3)  

 

« Zeg: "Voorwaar, mijn salat, mijn aanbidding, mijn leven en mijn sterven zijn opgedragen aan Allah, Heer der Werelden. »  (Soerate 6 vers 161)

   

« "Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als Hanif, en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders." » (Soerate 6 vers 79)  

 

« Zeg (O Mohammed): "Zal ik iemand anders dan Allah, de Schepper van de hemelen en de aarde, als Beschermer nemen? Hij is Degene Die voedt, maar Hij wordt niet gevoed." Zeg: "Voorwaar, ik ben geboden de eerste te zijn die zich (aan Allah) overgeeft." En behoor zeker niet tot de veelgodenaanbidders. » (Soerate 6 vers 14)

 

 « Zeg: "Allah spreekt de Waarheid, volg dus de godsdienst van Ibrahim, Hanif; en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders". » (Soerate 3 vers 95 )

 

« Ibrahim was geen Jood, en geen Christen, maar hij was een Hanif, die zich (aan Allah) overgegeven had, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders. »   (Soerate 3 vers 67)

 

 « En zij zeiden: "Wordt Jood of Christen, dan volgen jullie de leiding". Zeg: "Nee! (Wij volgen) de godsdienst van Abraham, die Hanif was en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders". » (Soerate 2 vers 135)  

 

 

Vierde dubbelzinnigheid:

 

Zij zeggen :  « Jullie argumentatie is enkel en alleen gebaseerd op jullie logische gedachtegang! »

 

Antwoord:

 

Wij antwoorden nee, wij gebruiken gewoon ons verstand om de bewijzen vanuit de Koran en de Soennah te begrijpen.

 

Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) zegt: « Zo maakt Allah voor jullie zijn Verzen duidelijk hopelijk zullen jullie begrijpen. » (Soerate 2 vers 242)

 

Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) zegt: « Allah heeft (geen bijgeloof) ingesteld zoals Behirah, Sa'ibah Washilah an Ham; maar het zijn degenen die ongelovig zijn, die over Allah leugens verzinnen en de meesten van hen begrijpen het niet. »  (Soerate 5 vers 103)

 

 

Vijfde dubbelzinnigheid:

 

Dit is het foute argument (sjoeboeha) van Aboe Hamza en anderen die zeggen: « De 3de persoon in de keten (dat is degene die geen takfir verricht op de 2de persoon in die keten. En de 2de persoon is degene die de moesjriek als moslim beschouwd.) is moslim, als hij de volledige situatie van de 2 kent, zonder de situatie te hebben gerealiseerd . »

 

Antwoord:

 

En in het geval waarin men zou zeggen dat dit iets vreemd is, dan antwoorden wij : Ja, het is inderdaad iets vreemd en dit is het resultaat van te veel filosoferen. Wanneer hij zegt: « de 3de persoon is geëxcuseerd terwijl hij de situatie van de 2de persoon kent, zonder deze te realiseren » - dan vragen wij hen: Wat betreft degene die de situatie van de 2de niet realiseert, excuseren jullie deze ook?

 

In de Islam is het feit het niet verwezenlijken of het niet inzien van een situatie nooit een verhindering voor takfier geweest.

 

Als deze Mukhlif dit “argument” niet had gebruikt, dan zouden wij nooit deze verwerping hebben  geschreven. Om de simpele reden dat één van de meest duidelijke kwesties is, dat zelfs een kind van tien jaar kan begrijpen!  

 

Conclusie:

 

Wij zijn er zeker van dat het correct is om de keten van takfier uit te voeren, maar dat er een voorwaarde aan verbonden is: nl. dat één ieder in de keten moet zeker weten dat zijn voorganger in de keten, werkelijk koefr heeft gepleegd.

 

En diegene die geen takfier verricht op de 2de, 3de, 4de, 5de of de 6de is ook een ongelovige – als iedereen in de ketting weet van de koefr van zijn voorganger. Dit is iets waar niemand die imaan heeft in Allah en in de Dag Des Oordeels, kan over twijfelen.

 

En in het geval waarin jullie denken dat jullie een klare blik hebben op de keten van takfier en wij niet, dan vragen wij jullie: « Breng jullie bewijzen, als jullie waarachtig zijn! »

 

En dit omdat wij zeker zijn dat men geen enkel tegenbewijs kan geven op deze bewijzen die wij hebben voorgelegd, want wij zijn er steevast van overtuigd dat wij op de duidelijke waarheid van Allah (Soebhanahoe wa Ta‘ala) zijn.

 

Allah zegt: « En zij (de joden en de Christenen) zeiden: "Niemand zal het Paradijs binnengaan, behalve wie jood of christen was". Dat zijn hun eigen wensen. Zeg: " Breng jullie bewijzen, als jullie waarachtig zijn". » (Soerate 2 vers 111)

 

Wa Allahoe ‘alim



[1] De "ketting van takfier" is een bida‘ah (innovatie), maar de toepassing van datgene wat men « ketting van takfier » noemt is echter geldig.

Partager cet article
Repost0
14 mars 2013 4 14 /03 /mars /2013 22:19

Antwoord op de dubbelzinnigheid: Al degenen die Allah taghoet heeft genoemd, zijn ongelovig

 

 

Dit is een antwoord op het argument van onze tegenstanders die beweren dat wanneer een persoon een taghoet wordt, niet perse een ongelovige wordt, gezien de standbeelden en stenen die buiten Allah worden aanbeden, ook tawaghiet zijn, maar nochtans zijn ze niet ongelovig. En zij beweren dat sommige geleerden de naam taghoet aan bepaalde moslims hebben gegeven!

 

Antwoord op deze dubbelzinnigheid:

Al-Lâlikâ’î heeft overgeleverd:

 

عن سليمان بن قيس اليشكري ، وكان من أهل البيت قال : " قلت لجابر بن عبد الله : أفي أهل القبلة طواغيت ؟ قال : لا ، قلت : أكنتم تدعون أحدا من أهل القبلة مشركا ؟ قال : لا "

   

  « Volgens Soelaymân Ibn Qays Al-Yachkoerî, die deel uitmaakte van Ahloel Bayt, die zei: « Ik had aan Jâbir Ibn ‘Abdillah (radiya Allahoe ‘anhoe) gevraagd: « Zijn er Tawâghît van onder de mensen van de Qibla? Hij antwoordde: « Neen ». Ik vroeg hem toen: « Noemen jullie één van onder de mensen van de Qiblah « moesjrik »? Hij antwoordde: « Neen ». [Bron : Oessoel i’tiqâd nr.1629 en ook in « Ta’dhîm Qadru Salât » van Al-Marwazî nr. 889, en in Musnad van Al-Hârith nr. 35; zijn Sanad is authentiek.]

 

Dit verhaal van de nobele metgezel Jâbir Ibn ‘Abdillah toont ons duidelijk aan dat de sahaba in geen enkel geval beschouwd hebben dat een moslim een taghoet of een moesjrik kan genoemd worden. Dit toont ons aan dat onze tegenstanders zich verzetten tegen het pad van de sahaba.

 

Vervolgens zeggen wij dat Allah in 8 verzen in de Koran gesproken heeft over de taghoet:

 

·         « Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden. Daarom hij die de Taghoet verwerpt en in Allah gelooft, heeft een sterke houvast gegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend.» (Soerate 2 vers 256)

 

o   « Allah is de Beschermer van de gelovigen, Hij brengt hen vanuit de duisternis naar het licht. Maar de ongelovigen hun beschermer is de Taghoet, zij brengen hen vanuit het licht naar de duisternis; zij zijn de bewoners van het vuur, waarin zij eeuwig zullen verblijven. » (Soerate 2 vers 257)

 

o   « Heb jij degenen niet gezien aan wie een gedeelte van het Boek was gegeven? Zij geloven in afgoden en de Taghoet en zeggen van de ongelovigen: "Dezen zijn beter geleid op het pad dan de gelovigen."» (Soerate 4 vers 51)

 

o   « Ken jij niet degenen, die beweren dat zij geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen vóór u is geopenbaard? Zij wensen recht te zoeken bij de Taghoet hoewel het hun was geboden, dezen te verwerpen. En Satan wenst hen ver van het rechte pad te doen afdwalen. » (Soerate 4 vers 60)

 

o   « Zij die geloven, strijden voor de zaak van Allah, maar de ongelovigen strijden voor de zaak van de Taghoet. Strijd daarom tegen de vrienden van Satan; voorzeker, Satans plan is zwak. » (Soerate 4 vers 76)

 

o   « Zeg: "Zal ik u vertellen over degenen van wie de straf bij Allah erger is dan dit?  Dat zijn zij die Allah heeft vervloekt, zij die Zijn boosheid hebben opgewekt en zij waarvan Hij apen en zwijnen heeft gemaakt en zelfs zij die de Taghoet aanbidden, zeker zij zijn in de slechtste toestand en zijn het verste afgedwaald van het Rechte pad". » (Soerate 5 vers 60)

 

o   « En voorzeker Wij wekten onder elk volk een boodschapper op, zeggende: "Aanbid Allah en vermijdt de Taghoet." Toen waren er sommigen onder hen die Allah leidde en er waren sommigen die bleven dwalen. Reis daarom op aarde rond en zie wat het einde was van de ontkenners. » (Soerate 16 vers 36)

 

o   « En zij die vermijden de Taghoet te aanbidden, en zich tot Allah wenden - voor hen zijn er blijde tijdingen. Daarom geef blijde tijding aan Mijn dienaren. » (Soerate 39 vers 17)

 

Al de tawaghiet in deze verzen duiden op de hoofden van het ongeloof en duiden nooit op een moslim, zij beschrijven ofwel:  

Ø  Satan

Ø  Degene/datgene die/dat aanbeden wordt buiten Allah, hetzij een djinn, een mens, een steen, een boom, een ster enz. …

Ø  Degene die als rechter genomen wordt buiten Allah om geschillen op te lossen of als bron van wetgeving.

 

Eenmaal dit begrepen is, kan men concluderen dat er twee soorten van tawaghiet bestaan:

 

o   De taghoet met een ziel en verstand:

Dit soort van taghoet omvat de mensen en de djinn die het aanvaarden om aanbeden te worden buiten Allah en die beweren een gelijke te zijn aan Allah of die genomen worden als wetgevers buiten Allah.

 

o   De taghoet zonder ziel:

Dit soort van taghoet omvat de stenen, hemellichamen, afgodsbeelden die aanbeden worden buiten Allah en elke wet die tegengesteld is aan de Wet van Allah, zoals de ketterij en de mensgemaakte wetten.

 

De levende tawaghiet voorzien van een verstand zijn ongelovigen en zelfs meer dan dat, zij zijn de leiders van het ongeloof. In tegenstelling tot de tawaghiet zonder ziel, deze kunnen niet beschreven worden als ongelovig of gelovig. Men zegt niet van een steen dat hij gelovig of ongelovig is, noch over een wet dat deze gelovig of ongelovig is.

 

Hâfidz Al-Hakamî[1] zegt in Ma‘âridj Al-Qaboûl volume 2 pg. 486-488:

 

ثم اعلم أن ما عبد من دون الله إما عاقل أو غير عاقل فالعاقل كالآدمي والملائكة والجن وينقسمون إلى قسمين راض بالعبادة له وغير راض بها فالأول كفرعون وإبليس وغيرهما من الطواغيت وهؤلاء في النار مع عابديهم  

« Weet vervolgens dat degene die zich laat aanbidden buiten Allah ofwel intelligent is ofwel niet. Degene die intelligent is, is bijvoorbeeld: de mens, een engel of een djinn en zij splitsen zichzelf op in twee categorieën: degene die het accepteert om aanbeden te worden en degene die het niet accepteert om aanbeden te worden. Bijvoorbeeld farao, Iblies en andere tawaghiet zijn degenen die het accepteren en zij zullen in de hel zijn met hun dienaren. »

 

Conclusie:

Ø  De levende taghoet voorzien van een verstand, is een ongelovige en zal voor eeuwigheid branden in de hel. Deze taghoet is degene die het accepteert om aanbeden te worden buiten Allah of als gelijke naast Allah geplaatst te worden.

Ø  De onbezielde taghoet kan de naam niet dragen van ongelovig, aangezien hij zielloos is, maar hij zal voor eeuwig in de hel zijn en hij zal als brandstof voor de hel dienen en als bestraffing voor degenen die hem aanbaden.  

Ø  Degenen die aanbeden worden of geplaatst worden als een gelijke aan Allah, maar dit niet accepteren, zij zijn noch een taghoet, noch een ongelovige en zij zullen hiervoor ook niet bestraft worden.

 

Als men beschouwt dat degene die wetten maakt buiten Allah zich gelijk stelt aan Allah, hij de naam « Tâghoet » verdient, dan blijft er over te weten of hij tot de categorie van de levende taghoet voorzien van een verstand, behoort, of tot de onbezielde taghoet? Natuurlijk maakt hij deel uit van de tawaghiet die verantwoordelijk zijn, want een levenloos iets kan niet oordelen, noch bevelen, noch verbieden en wetten maken is niets anders dan dit alles. Om die reden is de wetgever een verantwoordelijke taghoet en is hij ongelovig en zijn wet is een levenloze taghoet. Deze wet zal een brandstof zijn in de hel en zal dienen als bestraffing voor degenen die hem hebben gediend.

 

Maar de term taghoet is nooit gebruikt geweest om een moslim of een gelovige aan te wijzen noch in de Koran, noch in de Soennah. De enige mensen die beweren dat deze term taghoet kan wijzen op een moslim in zijn conventionele betekenis zijn bepaalde geleerden van deze tijd, zoals Ibn ‘Oethaymîn of Ibn Bâz, en hun doel is om de mensen in te prenten dat deze regeerders die wetten maken buiten Allah, ook al zijn zij tawaghiet, niet perse ongelovigen zijn.

 

Wanneer bepaalde selef zeiden dat de taghoet duidt op elke leider in dwaling; wilden zij wijzen op de leiders van het ongeloof en niet op de leiders van de zonden. En als men overlevert van sommige selef dat zij aan bepaalde ketters of onrechtvaardige regeerders de naam “taghoet” hebben gegeven, zonder hen te beoordelen als ongelovigen, dan gaat het hier over de taalkundige betekenis van taghoet en niet over de wettelijk conventionele betekenis van deze term die in de Koran en de Soennah gebruikt wordt. En dit in de hypothese dat de selef de naam taghoet werkelijk hadden gegeven aan dit soort van persoon. Maar het blijft aan hen te bewijzen dat dit plaats gevonden heeft.[2]

De uitspraken van de geleerden die onze tegenstanders gebruiken als argument

 

Onze tegenstanders gebruiken dubbelzinnigheden om te laten geloven dat een taghoet niet perse een ongelovige is:

 

De uitspraak van Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb over het smeergeld in een oordeel

 

Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb zegt in Dourar As-Saniyya volume 1 pg. 137:

والطواغيت كثيرة والمتبين لنا منهم خمسة : أولهم الشيطان، وحاكم الجور، وآكل الرشوة، ومن عبد فرضي، والعامل بغير علم .

« Er zijn veel tawaghiet, maar de meest duidelijke tawaghiet zijn voor ons de vijf: de eerste is Satan, de tweede is de onrechtvaardige rechter, de derde is degene die smeergeld accepteert, de vierde is degene die aanbeden wordt en deze aanbidding aanvaart en de laatste is degene die handelt zonder kennis.»

   

Zij zeggen: Hij heeft degene die smeergeld aanvaardt, degene die handelt zonder kennis, evenals de onrechtvaardige rechter van onder de tawaghiet, hierbij toegerekend, terwijl deze personen geen ongelovigen zijn volgens Ahloel Soennah!

 

Ons antwoord:

 

1)      Met betrekking tot het smeergeld:

 

Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb spreekt hierover degene die in ruil voor smeergeld de Wet van Allah verandert, zoals werd vermeld in « Mahâsin At-Ta’wîl » van Al-Qâsimî 6/1999 :

 

ونقل في اللباب عن بن مسعود والحسن والنخعي أن هذه الآيات الثلاثة عامة في اليهود وفي هذه الأمة فكل من ارتشى و بدل الحكم بغير ما أنزل الله فقد كفر و ظلم و فسق.

   

  « En er werd opnieuw geschreven in « Al-Loebâb » volgens Ibn Mas‘oed en Al-Hassan [Al Basrî] en An-Nakh‘î dat deze drie verzen de joden evenals deze gemeenschap omvatten: Al wie smeergeld aanvaardt in ruil voor het wijzigen van het oordeel door iets anders dan de Wet van Allah: deze persoon is ongelovig, onrechtvaardig en pervers. »

   

Maar de mensen van dwaling kunnen niet nalaten te blijven stil staan bij de verwarrende woorden die aanleiding geven tot meningsverschil en tot het wegblijven van de duidelijke en onverwarrende woorden. Allah, alle Glorie is aan Hem, heeft ons de manier van handelen van zulke mensen onthuld in Zijn Boek :

« Hij is Degene Die het boek aan jou heeft neergezonden, met daarin eenduidige Verzen, zij zijn de grondslag van het Boek, andere zijn voor meer uitleg vatbaar. Maar degenen die in hun harten een neiging (tot valsheid) hebben, misbruiken de (Verzen) met meerdere betekenissen om Fitnah te zaaien en de ware betekenis ervan te zoeken. En de uitleg ervan is bij niemand ervan bekend dan bij Allah. En degenen die stevig gegrondvest in kennis staan, zeggen: "Wij geloven er in, alles is van onze Heer, en zij laten zich niet vermanen, behalve de bezitters van verstand." » (Soerate 3 vers 7)

 

            Terwijl Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb in talrijke werken de belangrijkste tawaghiet heeft uiteengezet. Hij zegt in Dourar Saniyya volume 1 pg 161-162 :

والطواغيت كثيرة، ورؤوسهم خمسة الأول : الشيطان، الداعي إلى عبادة غير الله، والدليل قوله تعالى : ( ألم أعهد إليكم يا بني آدم أن لا تعبدوا الشيطان إنه لكم عدو مبين )[ يس 60] .الثاني : الحاكم الجائر، المغير لأحكام الله تعالى، والدليل قوله تعالى : ( ألم تر إلى الذين يزعمون أنهم آمنوا بما أنزل إليك وما أنزل من قبلك يريدون أن يتحاكموا إلى الطاغوت وقد أمروا أن يكفروا به الشيطان أن يضلهم ضلالاً بعيداً )[ النساء 60] الثالث : الذي يحكم بغير ما أنزل الله، والدليل قوله تعالى : ( ومن لم يحكم بغير ما أنزل الله، والدليل قوله تعالى: ( ومن لم يحكم بما أنزل الله فأولئك هم الكافرون ) [ المائدة 44]. الرابع : الذي يدعي علم الغيب من دون الله، والدليل قوله تعالى : ( عالم الغيب فلا يظهر على غيبه أحداً، إلا من ارتضى من رسول فإنه يسلك من بين يديه ومن خلفه رصدا) [الجن 26-27 ]، وقال تعالى : ( وعنده مفاتح الغيب لا يعلمها إلا ّهو ويعلم ما في البر والبحر وما تسقط من ورقه إلا يعلمها ولا حية في ظلمات الأرض ولا رطب ولا يابس إلا ّ في كتاب مبين )[ الأنعام 50] . (ص163) الخامس : الذي يعبد من دون الله، وهو راض بالعبادة والدليل قوله تعالى : ( ومن يقل منهم إني إلهّ من دونه فذلك نجزيه جهنم كذلك نجزى الظالمين )[ الأنبياء 29 ] .

 

« De tawaghit bestaan uit meerdere soorten en de 5 belangrijkste hiervan zijn:

·      Satan de vervloekte die mensen oproept anderen te aanbidden naast Allah. Het bewijs hiervoor zijn de woorden van de Allerhoogste: « Heb ik jullie, O Kinderen van Adam, niet opgedragen om satan niet te dienen? Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. » (Soerate 36 - Vers 60)

·         De tiran/dictator die de wetten van Allah verandert (de Islamitische regels). Het bewijs hiervoor zijn de woorden van de Allerhoogste: « Heb jij degenen niet gezien die dachten dat zij geloofden in wat aan jou geopenbaard is en in wat er voor jou geopenbaard? Zij willen volgens de Taghoet (valse beoordelingen) berechten, hoewel hen toch bevolen was er niet in te geloven. En het is zo dat satan hen ver weg wil doen afdwalen. » (Soerate 4 - Vers 60)

·         Een persoon die regeert volgens andere wetten dan die zijn neergedaald door Allah. Allah heeft gezegd: « En wie niet oordeelt met wat Allah geopenbaard heeft: zij zijn de ongelovigen! » (Soerate 5 - Vers 44)

·         Een persoon die beweert de kennis van al-ghaib (onwaarneembare) te delen met Allah. Het bewijs is de volgende verklaring van Allah: « Hij bezit de schatten van het onwaarneembare en niemand kent die, behalve Hij. … » (Soerate 6 - Vers 59)

·         Een persoon die aanbeden wordt met zijn eigen toestemming, in plaats van Allah. Het bewijs staat in de volgende vers van Allah, de Allerhoogste: «En wie van hen zegt: Voorwaar, ik ben een Allah (god) naast Hem (Allah), die vergelden wij daarop met de hel. Zo vergelden Wij de onrechtplegers. » (Soerate 21 - Vers 29) [Einde citaat]

 

Het is uitgesloten dat de sjeich hier praat over de moslim taghoet, want hij vermeldde deze 5 soorten van tawaghiet nadat hij de manier van de verwerping van de taghoet had gegeven, hij zei:

 

فأما صفة الكفر بالطاغوت : فأن تعتقد بطلان عبادة غير الله، وتتركها، وتبغضها، وتكفر أهلها، وتعاديهم،

« Wat betreft de manier waarop men de taghoet moet verwerpen, moet men overtuigd zijn van de ongeldigheid van de aanbidding van een andere dan Allah, men moet ermee stoppen, men moet deze haten en men moet deze uit de Islam verbannen evenals zijn aanhangers en men moet afstand nemen van hen. » [Dourar As-Saniyaa 1/161]

   

Vervolgens zegt hij op dezelfde pagina juist voor hij de 5 belangrijkste tawaghiet vermeldt:

والطاغوت : عام في كل ما عبد من دون الله، فكل ما عبد من دون الله، ورضي بالعبادة، من معبود، أو متبوع، أو مطاع في غير طاعة الله ورسوله، فهو طاغوت ؛ والطواغيت كثيرة، ورؤوسهم خمسة .

« En de taghoet omvat alles dat aanbeden wordt buiten Allah. Dus al datgene dat aanbeden wordt buiten Allah en tevreden is met deze aanbidding, of het nu een aanbedene is, iemand die gevolgd wordt, is of iemand die gehoorzaamd wordt in de ongehoorzaamheid aan Allah en Zijn Boodschapper: deze persoon is een taghoet. En er zijn veel soorten van tawaghiet, maar de belangrijkste zijn er 5 … »

 

             Zie je hoe Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb de 5 tawaghiet vermeldde als zijnde aanbedenen buiten Allah, wiens aanhangers men moet verbannen uit de Islam! Denkt men nu echt dat Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb, nadat hij de term taghoet heeft gedefinieerd en de manier waarop men deze taghoet moet verwerpen en verplichting tot hem te verbannen vanuit de Islam, dat hij ons vervolgens als voorbeeld gaat geven datgene wat hij gedefinieerd heeft: voorbeelden die geen betrekking hebben op zijn definitie, die niet uit de Islam moeten verbannen worden, zonder ons de minste uitleg te geven ?!

 

En hij zegt in Dourar As-Saniyya volume 1 pg. 125, zie Oessoel Thalatha :

والطواغيت كثيرة، ورؤسهم، خمسة، إبليس لعنه الله، ومن عبده وهو راض، ومن ادعى شيئاً من علم الغيب، ومن دعا الناس إلى عبادة نفسه، ومن حكم بغير ما أنزل الله

« Er zijn veel tawaghiet, maar er zijn 5 belangrijkste soorten: Iblies, moge Allah hem vervloeken, degene die het accepteert om aanbeden te worden, degene die beweert kennis te hebben van het ongeziene, degene die de mensen uitnodigt om hem te aanbidden en degene die oordeelt met iets anders dan de Wet van Allah. »

   

Waarom laat men deze zeer duidelijke woorden achterwege om stil te blijven staan bij een verwarrende uitspraak, die aanleiding geeft tot meningsverschil en waarop men een fundament en een principe bouwt: « Niet elke taghoet is een ongelovige » ?!

 

De conclusie is getrokken en dat is dat alles dat Allah als taghoet heeft genoemd in de Koran, een leider is van ongeloof en dat deze bestemd is voor de hel. Als deze taghoet voorzien is van verstand is hij eveneens ongelovig. De rechter die de Wet van Allah verandert of die oordeelt op basis van een gewijzigde wet; is een taghoet van onder de grootste van onder de tawaghiet.

 

Sjeich ‘Abder-Rahmân Ibn Qâsim heeft gezegd in « Al-Hâchya ‘Alâ Al-Oessoel Ath-Thalatha » pg. 168 :

جميع من حكم بغير ما أنزل الله، سواء كان بالقوانين, أو بشيء مخترع وهو ليس من الشرع, أو بالجور في الحكم فهو طاغوت من أكبر الطواغيت.

« Al degene die niet oordeelt volgens de Wet van Allah, of hij nu oordeelt volgens de mensgemaakte wetten of uitgevonden wetten die geen deel uit maken van de Islamitische wet of die oordeelt met tirannie, is een taghoet van onder de grootste tawaghiet. »



[1] Wij beoordelen imam Hâfiz Al-Hakamî niet als moslim omwille van verscheidene redenen, die wij hier nu niet zullen detailleren, aangezien dit niet het onderwerp is van dit artikel, maar wij nemen de waarheid aan van om het even wie deze voorlegt.

[2] Sommige mensen zeggen dat de Selef de naam « Tâghoet » hebben gegeven aan Al-Hajjâj en zij beweren dat zij hem niet als ongelovige hebben beoordeeld. Zie hier wat Lâlikâ’î heeft overgeleverd in Sjarh Oessoel Al-I‘tiqâd, volume 4 pg. 436 :

  1474 - أنا محمد ، أنا عثمان ، ثنا أبو أمية ، قال : نا أحمد بن داود ، قال : نا أبو بكر بن عياش ، عن الأجلح ، قال : قلت للشعبي : إن الناس يزعمون أن الحجاج مؤمن ؟ قال : « صدقوا مؤمن بالجبت والطاغوت كافر بالله »

1474 : Mohammed overleverde van ‘Oethmân: Aboe Oemiya heeft ons gezegd dat Ahmad Ibn Dâwoed heeft gezegd dat Aboe Bakr Ibn ‘Iyâch van Al-Ajlah die gezegd heeft: « Ik heb gezegd tegen Sjoe‘bî dat de mensen beweren dat Al-Hajjâj een gelovige is? Hij antwoordde: « Zij hebben gelijk : Hij gelooft in Jibt en in de Tâghoet, maar hij is een ongelovige in Allah. »

   

En Ibn Abi Chaybah overleverde ook in zijn Moussnaf in Kitâb Al-oumarâ’:

حدثنا أبو بكر بن عياش عن الاجلح قال : قلت لعامر : إن الناس يزعمون أن الحجاج مؤمن ، فقال : وأنا أشهد أنه مؤمن بالطاغوت كافر بالله .

« Aboe Bakr Ibn ‘Ayâch heeft ons overgeleverd van Al-Ajlah die zei: Ik zei tegen ‘Âmir: De mensen beweren dat Al-Hajjâj een gelovige is! Hij antwoordde: « En ik getuig dat hij gelooft in de taghoet en dat hij ongelovig is in Allah. »

Men kan duidelijk zien dat men niet gezegd heeft dat hij een taghoet is, maar dat hij gelooft in de taghoet.

Partager cet article
Repost0
5 mars 2013 2 05 /03 /mars /2013 21:00

Het argument van de man die aan zijn familie vroeg hem te verbranden na zijn dood en zijn as te verspreiden


بسم الله الرحمن الرحيم  

 

 

       Alle lof aan Allah, moge de zegeningen en de vrede van Allah over onze Profeet Mohammed (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), zijn familie, zijn metgezellen en degene die zijn leiding volgen, zijn.

 

Na het houden van Allah, de Allerhoogste, en Zijn boodschapper (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), is het noodzakelijk om te houden van de gekozenen door Allah en de vijanden van Allah te beschouwen als volledige tegenstanders.

 

 

De dwalende mensen baseren zich op de hadith die overgeleverd werd door Al-Boechaarie en Moeslim, welke zegt:

 

« Aboe Hoerayrah overleverde dat de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd heeft:

« Er was een man die zichzelf onrecht had aangedaan. Wanneer de dood hem bijna overkwam, zei hij tegen zijn zoon: « Wanneer ik sterf, verbrand dan mijn lichaam en verpulver het tot as en gooi mijn as vervolgens in de wind, want als Allah me zal weder opwekken, zal Hij me straffen met een bestraffing dat geen enkele persoon heeft ondergaan. » Wanneer de man stierf, deed men wat hij had gevraagd. Allah beval toen de aarde om alles van zijn lichaam te herenigen en de aarde gehoorzaamde. Eens dat deze man terug één geheel was, zei Allah tegen hem: « Wat heeft jou ertoe geleid om dit te doen? » Hij antwoordde : « Ô Heer! Ik heb dit gedaan omdat ik angst had voor U ! » Allah vergaf hem toen. »

 

De dwalende mensen zeggen: « Deze hadîth is een bewijs dat degene die de grote vorm van sjirk verricht door onwetendheid, de Islam niet buiten treedt, want deze man twijfelde over de almacht van Allah en over de Wederopstanding. En dit is de grote vorm van ongeloof, maar toch heeft Allah hem vergeven.»

 

Antwoord op deze dubbelzinnigheid: 

  

Allereerst heeft deze man op zich geen sjirk gepleegd, dus waarom zou zijn verhaal een argument zijn?!

 

Sjeich ‘Abdel-Latîf ibn ‘Abder-Rahmân Âl-Sjeich zegt in « Minhaj Ta’sîs » pg. 217 :

 

وحديث الرجل الذي أمر أهله بتحريقه كان موحّداً ليس من أهل الشرك فقد ثبت من طريق أبي كامل عن حماد عن ثابت عن أبي رافع عن أبي هريرة: "لم يعمل خيراً إلا التوحيد" فبطل الاحتجاج به عن مسألة النزاع

 

  « En de hadîth van de man die vroeg aan zijn familie om hem te verbranden na zijn dood, deze man was een monotheïst en hij had geen sjirk al-akbar verricht, want het is bevestigd via Abî Kâmil, volgens Hammâd, volgens Thâbit volgens Abî Râfi‘ volgens Aboe Hoerayrah: « Hij had geen enkele goede daad verricht, behalve dan het monotheïsme.» Dus de argumentatie met deze hadîth in ons onderwerp is ongeldig.»

 

Imam Ahmed heeft immers overgeleverd in zijn Mousnad, hadîth nr.   7697  :

 

عَنْ أَبِى هُرَيْرَةَ عَنِ النَّبِىِّ -صلى الله عليه وسلم- وَغَيْرُ وَاحِدٍ عَنِ الْحَسَنِ وَابْنِ سِيرِينَ عَنِ النَّبِىِّ -صلى الله عليه وسلم- قَالَ « كَانَ رَجُلٌ مِمَّنْ كَانَ قَبْلَكُمْ لَمْ يَعْمَلْ خَيْراً قَطُّ إِلاَّ التَّوْحِيدَ فَلَمَّا احْتُضِرَ قَالَ لأَهْلِهِ انْظُرُوا إِذَا أَنَا مِتُّ أَنْ يَحْرِقُوهُ حَتَّى يَدَعُوهُ حُمَماً ثُمَّ اطْحَنُوهُ ثُمَّ اذْرُوهُ فِى يَوْمِ رِيحٍ. فَلَمَّا مَاتَ فَعَلُوا ذَلِكَ بِهِ فَإِذَا هُوَ فِى قَبْضَةِ اللَّهِ فَقَالَ اللَّهُ عَزَّ وَجَلَّ يَا ابْنَ آدَمَ مَا حَمَلَكَ عَلَى مَا فَعَلْتَ قَالَ أَىْ رَبِّ مِنْ مَخَافَتِكَ. قَالَ فَغُفِرَ لَهُ بِهَا وَلَمْ يَعْمَلْ خَيْراً قَطُّ إِلاَّ التَّوْحِيدَ ».

 

Volgens Aboe Hoerayrah en nog een andere persoon en volgens Al-Hassan en Ibn Sîrîn heeft de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd: « Er was een man voor jullie die geen enkele goede daad verricht had, behalve het monotheïsme. Wanneer de dood hem bijna overkwam, zei hij tegen zijn familie : «Wanneer ik sterf, verbrand mij totdat mijn lichaam poeder wordt, verpulver het dan tot as en gooi het dan in de wind. » Wanneer hij stierf, deed zijn familie datgene wat hij had gevraagd. Maar eens hij in de handen van Allah was, vroeg Allah hem : « Ô zoon van Adam, wat heeft jou ertoe aangezet om dit te doen? » Hij zei: « De angst voor U, mijn Heer! » Allah vergaf hem toen, hoewel hij geen enkele andere goede daad had gedaan, buiten het monotheïsme. »

 

Deze hadîth is dus absoluut geen argument ten voordele van deze dwalende mensen, noch een bewijs tegen ons, want wij praten over degene die sjirk al-akbar pleegt: Degene die een gelijke aan Allah geeft, terwijl deze man in deze hadîth nooit een gelijke aan Allah heeft toegeschreven.

 

Deze hadîth bewijst eigenlijk dat deze man zijn monotheïsme niet ongeldig heeft gemaakt, anders zou de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) zichzelf hebben tegengesproken door te zeggen dat deze man geen enkele goede daad verricht had, behalve het monotheïsme! Deze hadîth toont eigenlijk aan dat deze man niet de almacht van Allah had ontkend, noch de wederopstanding, maar bewijst het tegenovergestelde, dat hij hierin net geloofde.

 

Ibn Taymiyyah zegt in Majmoû’ Al-Fatawa volume 12 pg. 491:

 

كان مؤمنا بالله فى الجملة ومؤمنا باليوم الآخر فى الجملة وهو أن الله يثيب ويعاقب بعد الموت وقد عمل عملا صالحا وهو خوفه من الله أن يعاقبه على ذنوبه غفر الله له بما كان منه من الايمان بالله واليوم الآخر والعمل الصالح

   

  « Hij had volledig geloof in Allah en hij geloofde volledig in de Wederopstanding, dit wil zeggen dat hij geloofde dat Allah beloont en straft na de dood en hij had een goede daad, welke de angst was dat Allah hem ging straffen voor zijn zonden. Allah heeft hem toen vergeven voor zijn zonden omwille van het feit dat hij geloof in Allah had en in de Laatste Dag en dat hij één goede daad had. » (Einde van het citaat)

   

Ibn Hajar Al-‘Asqalânî vermeldde in Fath Al-Bârî volume 2 pg. 522 :

 

قال الخطابي قد يستشكل هذا فيقال كيف يغفر له وهو منكر للبعث والقدرة على إحياء الموتى والجواب أنه لم ينكر البعث وإنما جهل فظن أنه إذا فعل به ذلك لا يعاد فلا يعذب وقد ظهر إيمانه بإعترافه بأنه إنما فعل ذلك من خشية الله

   

  « En Al-Chattâbi heeft gezegd: « En dit kan een probleem stellen: Hoe zou hij vergeven worden terwijl hij de Wederopstanding en de Almacht van Allah om de doden her op te wekken, ontkende? Het antwoord is dat hij de Wederopstanding niet ontkent heeft, maar hij wist het niet en hij dacht dat als men dit met hem deed, hij niet terug tot leven zou worden gebracht en hij zou dus niet gestraft worden. Zijn geloof uitte zich toen hij toegaf dat hij dit enkel gezegd had door angst voor Allah. »

 

Deze hadîth maakt deel uit van de teksten die moetasjabiha zijn (teksten die meerdere betekenissen hebben) waarover de Allerhoogste ons verboden heeft om deze te gebruiken. Dit verbod heeft betrekking op het feit beroep te doen op deze teksten om als argument te gebruiken om bijvoorbeeld de basis van de Islam (De Namen en Eigenschappen van Allah) uit te leggen. Ondanks de waarschuwingen van Allah, de Alwetende, komen wij vandaag de dag talrijke groepen van moesjrikien tegen, zoals de pseudo-salafis, die deze teksten nemen als argument. De Allerhoogste zegt ons: « Maar degenen die in hun harten een neiging (tot valsheid) hebben, misbruiken de (Verzen) met meerdere betekenissen om Fitnah te zaaien en de ware betekenis ervan te zoeken. En de uitleg ervan is bij niemand ervan bekend dan bij Allah. » (Soerate 3 vers 7)

 

 

Partager cet article
Repost0
1 mars 2013 5 01 /03 /mars /2013 13:13

Al-‘Oethaymien en zijn ommezwaai met betrekking tot de mensgemaakte wetten  

 

 

Al-‘Oethaymien werd ondervraagd:

 

  (228) وسئل: هل هناك فرق في المسألة المعينة التي يحكم فيها القاضي بغير ما أنزل الله وبين المسائل التي تعتبر تشريعاً عاماً؟  

   
فأجاب بقوله : نعم هناك فرق فإن المسائل التي تعتبر تشريعاً عاماً لا يتأتى فيها التقسيم السابق وإنما هي من القسم الأول فقط ، لأن هذا المشرع تشريعاً يخالف الإسلام إنما شرعه لاعتقاده أنه أصلح من الإسلام وأنفع للعباد كما سبقت الإشارة إليه
.  

 

« Is er een verschil tussen een particulier geval waarin de rechter niet volgens de Wet van Allah oordeelt en het geval dat bestaat uit een algemene wetgeving?»

 

Hij antwoordde: « Ja er is een verschil tussen het geval dat bestaat uit een algemene wetgeving, dit sluit niet aan bij het voorgaande geval. Dit maakt enkel deel uit van de eerste categorie (van de grote vorm van ongeloof) want degene die datgene wettig maakt dat in tegenspraak gaat met de Islam, doet dit enkel uit de overtuiging dat datgene wat hij wettig gemaakt heeft, beter is dan de Islam of voordeliger is voor de burgers. » (Majmoû‘ al-Fatâwâ volume 2 vraag 228)

 

En hij zei:

 

الحكم بغير ما أنزل الله ينقسم إلى قسمين : القسم الأول: أن يبطل حكم الله ليحل محله حكم آخر طاغوتي، بحيث يلغي الحكم بالشريعة بين الناس، ويجعل بدله حكم آخر من وضع البشر كالذين ينحون الأحكام الشرعية في المعاملة بين الناس، ويحلون محلها القوانين الوضعية، فهذا لا شك أنه استبدال بشريعة الله سبحانه وتعالى غيرها، وهو كفر مخرج من الملة، لأن هذا جعل نفسه بمنزلة الخالق، حيث شرع لعباد الله ما لم يأذن به الله، بل ما خالف حكم الله عز وجل، وجعله الحكم الفاصل بين الخلق، وقد سمى الله تعالى ذلك شركاً في قوله تعالى:     (أَمْ لَهُمْ شُرَكَاءُ شَرَعُوا لَهُمْ مِنْ الدِّينِ مَا لَمْ يَأْذَنْ بِهِ اللَّهُ) 

 

« Oordelen met iets anders dan de Wet van Allah bestaat uit twee soorten:

Ten eerste: Dat hij de Wet van Allah afschaft en deze vervangt door een andere wet van de taghoet op zo’n manier dat hij de Wet van de Sjari’ah annuleert tussen de mensen en een andere uitgevonden wet in de plaats zet. Het is zoals degenen die de wetten van de Sjari’ah afschaffen in sociale zaken en deze vervangen door uitgevonden wetten. Hierover bestaat geen enkele twijfel dat dit een verwisseling is van de Wet van Allah met een andere wet. En dit is ongeloof die de verrichter ervan buiten de Islam zet, want degene die dit verricht, heeft zich op het niveau van de Schepper geplaatst, wanneer hij wettig maakt voor de dienaren van Allah wat Allah niet heeft toegestaan en nog erger is dat hij zich verzet tegen de Wet van Allah ‘Azza wa djall. En hij heeft een wet gemaakt die beslist tussen de mensen. Allah heeft dit « sjirk » genoemd in het vers « Hebben zij (de afgodendienaren) dan medegoden, die hun een godsdienst hebben voorgeschreven welke Allah verboden heeft? » » (Fiqh Al-‘Ibâda pg. 60)

 

En hij zei:

 

الذي فهم من كلام الشيخين: أن الكفر لمن استحل ذلك وأما من حكم به على أنه معصية مخالفة: فهذا ليس بكافر؛ لأنه لم يستحله، لكن قد يكون خوفاً أو عجزاً، أو ما أشبه ذلك ، وعلى هذا فتكون الآيات الثلاث منزلة على أحوال ثلاث:

1- من حكم بغير ما أنزل الله بدلاً عن دين الله، فهذا كفر أكبر مخرج عن الملة؛ لأنه جعل نفسه مشرعاً مع الله عز وجل , ولأنه كاره لشريعته.

 

« Wat men begrijpt van de woorden van de twee geleerden is dat het ongeloof betrekking heeft op degene die dit toegestaan maakt. Wat betreft degene die oordeelt met deze wet en dit beschouwt als een zonde, die is geen ongelovige, want hij heeft deze wet niet toegestaan gemaakt, maar het kan zijn dat hij dit doet uit angst of onmacht of door een andere reden. Omwille daarvan zijn deze drie verzen van toepassing op drie verschillende gevallen:

- Degene die oordeelt met een andere wet dan de Wet van Allah door de rechtvaardigheid van Allah in te ruilen, verricht de grote vorm van ongeloof, want hij heeft zich als wetgever naast Allah geplaatst en hij haat de Wet van Allah. » (Fitnatu takfîr)

 

En hij zei:

 

"إنّ الذين يحكّمون القوانين الآن و يتركون وراءهم كتاب الله و سنة رسوله صلى الله عليه و سلّم ما هم بمؤمنين, ليسوا بمؤمنين لقول الله تعالى فلا و ربك لا يؤمنون حتى يحكّموك فيما شجر بينهم و لقوله و من لم يحكم بما أنزل الله فألئك هم الكافرون و هؤلاء المحكمون للقوانين لا يحكّمونها في قضية معيّنة خالفوا فيها الكتاب و السنة, لهوى أو لظلم, لكنهم استبدلوا الدين بهذه القوانين و جعلوا هذا القانون يحل محل شريعة الله و هذا كفر حتى لو صلوا و صاموا و تصدقوا و حجوا فهم كفار..."

 

« Degenen die vandaag de dag oordelen met uitgevonden wetten door de mensheid en het Boek van Allah en de Soennah van de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) achter zich laten, zijn geen gelovigen volgens de woorden van Allah Ta‘âlâ: « Neen!... Bij jouw Heer! Zij geloven niet totdat zij jou laten oordelen over datgene waarin zij verschillen van mening. » en de woorden van Allah « En degenen die niet oordelen met datgene wat Allah heeft geopenbaard, zij zijn de ongelovigen. » (Soerate 5 vers 44) Deze mensen die oordelen met uitgevonden wetten door de mensheid, doen dit niet in een particulier geval, waarin zij de Koran en de Soennah tegenspreken door hun passies te volgen en door onrechtvaardigheid, maar zij hebben zeer zeker de religie ingeruild voor deze mensgemaakte wetten. Zij hebben deze wetten in de plaatst gezet van de Islamitische wet en dit is ongeloof, zelfs als deze mensen bidden, vasten, zakaat geven en de bedevaart verrichten. Zij zijn ongelovigen.»  (Sjarh Ryadh Salihîn, volume 1 pg. 508)

 

Maar op een dag veranderde hij van mening en zei hij:

 

أما فيما يتعلق بالحكم بغير ما انزل الله فهو كما في الكتاب العزيز ينقسم إلى ثلاثة أقسام كفر وظلم وفسق على حسب الأسباب التي بني عليها هذا الحكم : 

1-     فإذا كان الرجل يحكم بغير ما انزل الله تبعا لهواه مع علمه بأن الحق فيما قضى الله به فهذا لا يكفر لكنه بين فاسق وظالم  

2-     و أما إذا كان يشرع حكما عاما تمشي عليه الأمة يرى أن ذلك من المصلحة وقد لبس عليه فيه فلا يكفر أيضا لأن كثيرا من الحكام عندهم جهل في علم الشريعة ويتصل بهم من لا يعرف الحكم الشرعي وهم يرونه عالما كبيرا فيحصل بذلك المخالف ، 

3-   وإذا كان  يعلم الشرع ولكنه حكم بهذا أو شرع هذا وجعله دستورا يمشي الناس عليه يعتقد انه ظالما في ذلك وان الحق فيما جاء به الكتاب والسنة فأننا لا نستطيعأن نكفر هذا

4-     وإنما نكفر : من يرى أن حكم غير الله أولى أن يكون الناس عليه أو مثل حكم الله عز وجل فإن هذا كافر لأنه مكذب لقول الله تبارك وتعالى : ( أليس الله بأحكام الحاكمين ) . وقوله : ( أفحكم الجاهلية يبغون ومن احسن من الله حكما لقوم يوقنون)

 

« Wat betreft het oordelen met iets anders dan de Wet van Allah, dit kan opgesplitst worden in 3 gevallen, zoals we vinden in het Boek van de Almachtige : ofwel ongeloof, ofwel onrechtvaardigheid ofwel perversiteit. En dit varieert naargelang de oorzaak die hiertoe leidt:  

-        Als de mens oordeelt met iets anders dan de Wet van Allah omwille van zijn passies, wetende dat het oordeel van Allah de waarheid is, dan is hij geen ongelovige maar een perverseling en een onrechtvaardige.

-        Als hij algemeen een wet instelt opdat de mensen deze wet volgen en hij is van mening dat dit zorgt voor welzijn ofwel dat hij slachtoffer is van een manipulatie, dan nog is hij geen ongelovige, want veel gouverneurs zijn onwetend over de Islamitische wet en staan in contact met mensen die zij als geleerden nemen, maar die de religieuze wetten niet kennen, wat er voor zorgt dat er tegenstellingen ontstaan.

-        Als hij de Islamitische wet kent, maar hij regeert met een andere wet of iets wettig maakt naast deze Wet van Allah en een grondwet maakt dat de mensen moeten volgen, maar hij heeft de overtuiging dat deze fout is en dat de waarheid in het Boek van Allah is, dan kunnen we hem hiervoor nog niet als ongelovige beoordelen.

-        Degene die wij als ongelovige beoordelen, is degene die denkt dat de wet van een andere dan van  Allah beter is voor de mensen of gelijkwaardig. Diegene is ongelovig, want hij heeft de volgende verzen van Allah verworpen :  « Is Allah niet de beste der rechters? » en « Is het het oordeel van onwetendheid dat zij willen ? En wie is er beter dan Allah in het oordelen over het overtuigde volk? » (Soerate 5 vers 50) » [Einde van het citaat]

 

Observeer deze ommezwaai en kijk hoe hij een grens heeft gesteld : « Wij kunnen hem niet als ongelovige beschouwen omwille van die reden.» zonder uit te leggen waarom en om welke reden zijn voorgaande fatawa vals waren en niet toepasbaar?

 

Wanneer hij zegt: « Wanneer een leider de Islamitische wet kent, maar regeert met een andere dan deze Wet of zaken wettig maakt buiten deze Wet en deze leider maakt een wetgeving dat de mensen moeten volgen. Maar tegelijkertijd heeft deze leider wel de overtuiging dat zijn wetgeving fout is en dat de waarheid in het Boek van Allah ligt.»

 

Deze bewering is onvoorstelbaar en irreëel. Geen enkele regeringsleider in de wereld zegt dat zijn wetgeving fout is en dat de waarheid ligt in het oordelen volgens de Wet van Allah. Integendeel, alle regeringsleiders beweren dat ofwel zijn wetgeving de Islamitische wetgeving niet tegenspreekt ofwel zeggen ze dat de Islamitische wet geen betrekking heeft op de politiek, maar enkel en alleen op de aanbidding. Wel geef dan eens één enkel voorbeeld van een regeringsleider op deze wereld of in de geschiedenis die al een wet algemeen heeft ingesteld en zijn wetgeving heeft gemaakt en die vervolgens heeft toegegeven van zijn ongelijk over deze wetgeving en dat hij erkend heeft dat de ware Wet, deze van Allah is?

 

Wat is het verschil tussen hem en degene die zegt « Ik ben een god, aanbid mij. », maar die toegeeft dat hij fout is en die erkent dat Allah de Enige en Unieke ware God is ? Wat zou dit veranderen aan zijn statuut, terwijl hij deze goddeloosheid en dit duidelijk ongeloof pleegt? De joden wisten dat de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gekomen was van Allah met de waarheid en zij wisten dat zij onrechtvaardig met hem waren door hem vijandig te zijn, nochtans worden zij als ongelovigen beschouwd in de heilige tekst en volgens de unanimiteit.

 

Als de regeringsleider die zich als gelijke naast Allah stelt in de wetgeving, geen ongelovige is, wanneer wordt hij dan wel een ongelovige ? Al-‘Oethaymien antwoordde toen: « Degene die wij beoordelen als ongelovige is degene die denkt dat de wet van een andere dan Allah beter is voor de mensen of gelijkwaardig. Diegene is een ongelovige want hij heeft het vers van Allah « Is Allah niet de beste van de rechters?» verworpen. »

 

Al-‘Oethaymien beoordeelt enkel degene die Allah heeft verworpen als ongelovige, en dit is totaal verkeerd en de valsheid van deze uitspraak is evident en volledig gekend bij de moslims. Men had hem dus ondervraagd : « Wat zegt u over degene die niet oordeelt met de Wet van Allah, niet omdat hij Allah ontkent, maar omdat hij Zijn Wet haat ? Is hij een gelovige? » U zult verplicht zijn om « ja » te antwoorden en dan vraagt men u : « Wat doet u dan met de woorden van Allah : « Dat is omdat zij, hetgeen Allah heeft geopenbaard, haten, daarom maakte Hij hun werken vruchteloos. … » (Soerate 47 vers 9)

 

En als men niet oordeelt met de Wet van Allah door vijandigheid of jaloezie tegenover de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) en tegen de moslims, en niet door de ontkenning van Allah, zoals de joden, is hij dan geen ongelovige volgens u ?

 

En als men niet oordeelt met de Wet van Allah door weigering of hoogmoed, zoals Iblies en de farao’s en niet door de ontkenning van Allah, is hij dan geen ongelovige volgens u?

 

En als men niet oordeelt met de Wet van Allah door bondgenootschap aan te gaan met de joden en de christenen en om hen te gehoorzamen en te behagen, is hij dan geen ongelovige volgens u?

   

Mohammed Ibn Ibrâhîm Âl-Sjeich heeft 6 gevallen gegeven waarin degene die niet oordeelt volgens de Wet van Allah, de Islam uittreedt, van waar haalt Al-‘Oethaymien dat er slechts 2 gevallen zijn?

 

Wat doet men dan met degene die niet gelooft dat de wet van een andere dan Allah beter of gelijk is aan de Wet van Allah, maar hij gelooft dat het niet verplicht is om te oordelen met de Wet van Allah en hij gelooft dat men de keuze heeft? Heeft hij dit vermeld?

 

Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb vermelde dat degene die de wet van Allah verandert en degene die regeert volgens de wet van de taghoet, van onder de soorten van de tawaghiet zijn en de grootste van onder hen. Van waar haalt Al-‘Oethaymien dan het tegenovergestelde dat zij moslims, monotheïsten zijn?

 

Hij, net zoals de andere geleerden van de sultan, hebben de religie van Allah veranderd om de tawaghiet te verdedigen. Moge Allah hen geven wat ze verdienen. Amien.

 

Partager cet article
Repost0
22 février 2013 5 22 /02 /février /2013 18:48

De definitie van de term « Wet » of « Wetgeving »  

 

بسم الله الرحمن الرحيم

 

 

De term wetgeving in het Arabisch is  شريعة    (Sjarî‘ah) en dit betekent taalkundig: “Het pad dat het water aanneemt om weg te stromen.”

 

Maar in de islamitische betekenis, staat wetgeving voor: “Het pad dat alle moslims moeten volgen en waarbij het verboden is om dit pad te verlaten.”

 

Het principe van de wetgeving is: De algemene wet onder de vorm van ofwel een toelating of een verbod ofwel het vonnis dat verbonden is aan degene die zich afhoudt van het toegestane of het verbodene verricht.

 

Allah zegt:

« Dan hebben Wij u (o Mohammed) een duidelijke weg gewezen; volg die daarom, maar volg de begeerten der onwetenden niet. » (Soerate 45 vers 18)

 

Ibn Jarîr At-Tabarî heeft met betrekking tot de term « Sjarî‘ah » in dit vers gezegd :

 

على طريقة وسنة ومنهاج من أمرنا الذي أمرنا به من قبلك من رسلنا( فاتَّبِعْها ) يقول: فاتبع تلك الشريعة التي جعلناها لك( وَلا تَتَّبِعْ أَهْوَاءَ الَّذِينَ لا يَعْلَمُونَ ) يقول: ولا تتبع ما دعاك إليه الجاهلون بالله، الذين لا يعرفون الحقّ من الباطل، فتعمل به، فتهلك إن عملت به.

   

    « [Dit wil zeggen] Op het pad, traditie, het te volgen plan dat afkomstig is van Ons Bevel, dat wij voordien hebben bevolen aan anderen van Onze profeten. Volg het dus, volg dit pad dat wij jou hebben ingesteld en volg niet de passies van degenen die niet weten. Hij zegt: ‘Volg niet datgene waartoe degenen die Allah ontkennen, jou uitnodigen en die het juiste van het valse niet kunnen onderscheiden, want als je dit zou uitvoeren, zou je verloren zijn’. »

   

En hij zegt:

 

عن قتادة، قوله( ثُمَّ جَعَلْنَاكَ عَلَى شَرِيعَةٍ مِنَ الأمْرِ فَاتَّبِعْهَا ) والشريعة: الفرائض والحدود

والأمر والنهي

     

  « Volgens Qoetâda betekent Sjari‘ah in dit vers « Dan hebben Wij u (o Mohammed) een duidelijke weg gewezen; volg die daarom » verplichtingen, straffen, bevelen en verboden.»

 

De algemene wet duidt het oordeel aan dat niet specifiek is voor één enkele persoon, maar integendeel, het omvat alle moslims die onder deze criteria vallen van dit oordeel.

 

Bijvoorbeeld: het verbod op bedwelmende middelen, het is een algemeen oordeel die elke moslim aangaat en elke persoon die zich verzet tegen dit oordeel en wiens verzet bevestigd is, verdient dus het vonnis. Dus het verbod is een algemeen oordeel, en het vonnis voor degene die alcohol drinkt is algemeen en heeft betrekking op iedereen.  

 

Hetzelfde voor de verplichtingen.

Bijvoorbeeld: de verplichting van het gebed: deze verplichting geldt voor elke moslim. Als een moslim het gebed verlaat, zal hij de straf verdienen van degene die het gebed verlaat, ongeacht de meningsverschillen tussen de geleerden over deze bestraffing. Maar de geleerden verschillen niet over het feit dat er een bestraffing is, zelfs als zij verschillen over de aard van deze bestraffing.

 

Een wet maken betekent dus een algemene regel instellen, hetzij een verplichting, hetzij een verbod, hetzij een reglement. Bijvoorbeeld:

 

-          Het verplicht betalen van interesten aan de bank.

-          Elk polygaam huwelijk ongeldig maken en het kind dat geboren wordt in een polygaam huwelijk als onwettig beschouwen.

-          De vrije meningsuiting voor iedereen.

-          De verdraagzaamheid van het verhandelen en consumeren van alcohol en het verbieden op het verbod het vonnis voor de zatlap toe te passen.

-          De dief veroordelen tot een gevangenisstraf en niet tot het amputeren van zijn hand.

 

 

 

Partager cet article
Repost0
18 février 2013 1 18 /02 /février /2013 16:39

 

Al-‘Oethaymien beoordeelde degene die sjirk al-akbar (polytheïsme) verricht uit onwetendheid als moslim (monotheïst)

 

 

 

Al-‘Oethaymien heeft gezegd:

   

   لكن مع ذلك فهؤلاء الذين يأتون إلى الأولياء ويدعونهم وهم جهال، ليس عندهم من يعلمهم، ولا من ينبههم، ولكنهم يقولون: نحن مسلمون .. يُصلون، ويتصدقون، ويصومون، ويحجون، ويجتهدون، ويتهجدون، لكن لا يعلمون عن هذا الأمر شيئاً، ولم ينبهم عليه أحد، ولم يخبرهم به أحد، فهؤلاء معذورون بجهلهم، ويُحكم بأنهم مسلمون، وأما من بلغه أن هذا شرك ولكنه أصر وقال: إن هذا دين آبائي وأجدادي ولا يمكن أن أحيد عنه، فهذا يحكم بكفره؛ لأن قوله هذا كقول من قال: إِنَّا وَجَدْنَا آبَاءَنَا عَلَى أُمَّةٍ وَإِنَّا عَلَى آثَارِهِمْ مُقْتَدُونَ

[الزخرف:23  [  

   

   

Ondanks alles, zijn degenen die zich tot een wali begeven en hem aanroepen en zij zijn onwetend over deze zaak en er is niemand die hen hierover kan leren of tegen waarschuwen, maar zij zeggen: wij zijn moslims, en zij bidden, geven zakaat, verrichten de bedevaart, vechten op de weg van Allah en bidden in de nacht, maar zij weten niets af van datgene wat zij doen (het feit de wali te aanroepen) en dat niemand hier tegen heeft gewaarschuwd, degenen zijn geëxcuseerd door hun onwetendheid en men oordeelt over hen dat zij moslims zijn. Wat betreft degene die te horen heeft gekregen dat zijn daad polytheïsme is, maar hij volhardt er verder in en zegt: dit is de religie van mijn voorouders en ik kan er geen afstand van nemen, deze persoon wordt als ongelovige beschouwd, omdat hij datgene zegt wat degenen in de Koran hebben gezegd: « Wij hebben deze religie bij onze voorouders gezien en wij volgen hun sporen. »

[Bron: Liqâ’ al-bab al-maftuh, liqa n°36]

 

 

 

Download de volledige fatwa in word / PDF

 

 

Antwoord op deze fatwa van ongeloof:

 

Allereerst is het belangrijk om de term aanroeping in de Islam te definiëren.

 

De aanroeping is een smeekbede, een gebed waarin men iets vraagt, een smeekgebed dat men richt enkel en alleen tot Allah, opdat Hij onze noden bevredigt, ons Zijn weldaden toekent, onze zonden vergeeft, ons helpt onze moeilijkheden te overwinnen, ons helpt om onze problemen op te lossen, om onze gebreken te verbeteren, om ons dichter bij Hem te brengen en om ons op het rechte pad te brengen en de innerlijke vrede te vinden.

 

Het is daarom dat er in een hadith wordt gezegd van an-Nu’mân Ibn Bachir dat de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd heeft: « Voorwaar de aanroeping is een aanbidding op zich. » (Overgeleverd door at-Tirmidhî)

 

In dezelfde aard hebben we de hadîth van Anas (radiya Allahoe ‘anhoe): « De aanroeping is het merg van de aanbidding. » Deze hadîth legt de diepe betekenis van het dienaarschap, de onderwerping en de stille overpeinzing dat de aanbidding belichaamt, uit.

 

Bijgevolg, degene die een andere dan Allah aanroept, pleegt een daad van de grote vorm van sjirk door deze aanroeping, hij zoekt gunsten te krijgen van degene die hij aanbidt buiten Allah opdat deze (afgod) zijn aanroeping aanhoort en hem beloont.

 

Wij gaan nu in sjaa Allah aantonen dat de  fatwa van ‘Oethaymien duidelijke koefr al-akbar (de grote vorm van koefr) is. De geleerden zijn immers unaniem om te zeggen dat degene die sjirk al-akbar (de grote vorm van sjirk) verricht door onwetendheid, niet het oordeel van moslim kan hebben.

Als bewijs hebben we het volgende vers waarin Allah Ta’ala zegt:  

« En wanneer één van de afgodenaanbidders bescherming bij jullie zoekt, geef hem dan bescherming, zodat hij het Woord van Allah hoort. En breng hem daarna naar een plaats die veilig voor hem is. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet weet. » (Soerate 9 vers 6)

In dit vers kunnen we constateren dat Allah deze mensen als moesjrikien heeft gekenmerkt, zelfs alvorens zij de woorden van Allah hebben gehoord en ondanks hun onwetendheid.

Dit is een klaar en duidelijk bewijs dat het zeggen dat elke persoon die sjirk al-akbar heeft gepleegd, zelfs door onwetendheid, een polytheïst (moesjriek) is, niet kan verworpen worden. 

 

Nochtans zegt ‘Oethaymien in zijn fatwa:

« Maar zij weten niets af van datgene wat zij doen (het feit de wali te aanroepen) en dat niemand hier tegen heeft gewaarschuwd,  geëxcuseerd door hun onwetendheid en men oordeelt over hen dat zij moslims zijn.»

 

Volgens ‘Oethaymien zou een persoon die een deelgenoot aan Allah in de aanbidding zou toekennen, dit wil zeggen een persoon die polytheïsme pleegt, zoals degene die een andere dan Allah aanroept, zoals de vromen, wali, enz. moslim blijven (dit wil zeggen monotheïst).

 

Hoe kan een persoon die een daad van aanbidding voor een andere dan Allah verricht, welke sjirk is, moslim m.a.w. monotheïst blijven ?

 

Zo spreekt ‘Oethaymien met deze uitspraak de basis van de Islam en de consensus tegen.

 

Onwetendheid inzake sjirk al-akbar is immers nooit een verhindering geweest voor het verrichten van takfier. En de uitspraken van de oude geleerden bevestigen dit.

 

 

Ibn Taymiyyah zegt in "Majmou‘ al-fatawa" volume 20 pg. 38:

فاسم المشرك ثبت قبل الرسالة؛ فإنه يشرك بربه ويعدل به ويجعل معه آلهة أخرى ويجعل له أندادا قبل الرسول ويثبت أن هذه الأسماء مقدم عليها وكذلك اسم الجهل والجاهلية يقال‏:‏ جاهلية وجاهلا قبل مجيء الرسول وأما التعذيب فلا‏.  

« De naam afgodendienaar is bevestigd, zelfs wanneer geen enkele boodschap hem is bereikt, want hij kent deelgenoten toe aan zijn Heer en heeft hem ervan afgewend. En hij gelooft in ander godheden die hij in concurrentie stelt met Allah, hoewel geen enkele profeet hem is bereikt. »

 

 Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhaab zegt in "Dourar As Saniyya" volume 1 pg. 522:

 

فجنس هؤلاء المشركين، وأمثالهم، ممن يعبد الأولياء، والصالحين، نحكم : بأنهم مشركون ونرى كفرهم إذا قامت عليهم الحجة الرسالية  

 

« En dit soort van moesjrikien, en degene van het soort die de heiligen en de vromen aanbidden, wij beoordelen hen tot moesjrikien, en wij zijn van mening dat zij ongelovigen zijn nadat het bewijs hen is geleverd geweest»   [Dourar As-Saniyya]

 

 

Sjeich ‘Abdel-Latîf ibn Abder-Rahmaan Âl-Sjeich zegt in Minhaj Ta’sîs pg. 99 :


مع أن العلامة ابن القيم رحمه الله جزم بكفر المقلدين لشيوخهم في المسائل المكفرة إذا تمكنوا من طلب الحق ومعرفته، وتأهلوا لذلك. فأعرضوا ولم يلتفتوا. ومن لم يتمكن ولم يتأهل لمعرفة ما جاءت به الرسل فهو عنده من جنس أهل الفترة ممن لم تبلغه دعوة رسول من الرسل. وكلا النوعين لا يحكم بإسلامهم ولا يدخلون في مسمى المسلمين، حتى عند من لم يكفر بعضهم وسيأتيك كلامه. وأما الشرك فهو يصدق عليهم، واسمه يتناولهم وأي إسلام يبقى مع مناقضة أصله؟  

 

« Terwijl Ibn Al-Qayyim, moge Allah barmhartig zijn met hem, categoriek was in het ongeloof van degenen die blindelings hun heren volgen in goddeloze thema’s, ondertussen zij capabel zijn om de waarheid op te zoeken, te kennen en dat zij bekwaam zijn om deze toe te passen, maar zij wenden zich af en schenken er geen aandacht aan. Wat betreft degenen die niet bekwaam zijn om te kennen wat de boodschappers hebben onderwezen, zijn volgens hem zoals de mensen van Fatrah tot wie de boodschap van geen enkele boodschapper was gekomen. Maar geen enkel van deze 2 categorieën zal beoordeeld worden als moslim en moslim genoemd worden, zelfs volgens de mening van degenen die hen niet het statuut van ongelovige geven. En wij zullen jou bijgevolg enkele uitspraken tonen. Maar wat betreft sjirk, de verrichter ervan verdient en neemt zijn naam. En welke Islam blijft er over ondanks de ongeldigheid van de basis ervan?! »  [Minhaj Ta’sîs]

 

Er bestaat een consensus (idjma’) over het feit dat degene die een daad van aanbidding aan een andere dan Allah toewijdt, zoals een aanroeping, een gebed, een offer etc … niet als moslim beoordeeld kan worden of deze persoon nu onwetend is of niet.

 

Vervolgens merken wij op in zijn fatwa dat ‘Oethaymien niet het statuut van polytheïst geeft aan degene die deelgenoten aan Allah toekent, want hij ziet hierin een verhindering voor het verrichten van takfier (mawani‘ at-takfir). Hij zegt immers in zijn fatwa:

« Maar zij zeggen : wij zijn moslims, en zij bidden, geven zakaat, verrichten de bedevaart, vechten op de weg van Allah en bidden in de nacht. »

 

Volgens hem is vanaf het moment waarop de onwetende die sjirk al-akbar verricht, bidt, vast, djihaad doet, zakaat betaalt, de bedevaart doet, enz … geëxcuseerd.

 

Als dit voldoende zou geweest zijn om geëxcuseerd te worden, dan waren de eerste moesjrikien, zoals de “Qoeraisj” in de tijd van de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) de eerste mensen geweest om geëxcuseerd te worden, want zij erkenden Roeboebiyyah (de Heerschappij van Allah). maar ondanks alles heeft de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) hen bestreden en hen niet beoordeeld als moslims, want zij namen bemiddelaars, zoals de standbeelden om hen dichter bij Allah te brengen.

 

Vandaag de dag kunnen wij zeggen dat degenen die een andere dan Allah aanroept, zoals de ‘wali’, verdienen meer om bestreden te worden voor hun sjirk, want de openbaring is hen voorgelegd, in tegenstelling tot de Qoeraisj. Ondanks dit, geeft ‘Oethaymien niet eens de naam van polytheïst aan deze mensen, hij geeft hen gewoonweg het statuut van moslim.  

 

Sjeich Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhaab heeft in zijn boek « Onthullingen van de dubbelzinnigheden » gezegd:

« Weet - moge Allah je genadig zijn - dat Tawhied inhoudt dat Allah - zonder tekortkomingen is Hij - alleen wordt aanbeden, en het is de Religie van de Boodschappers waarmee Allah ze zond naar Zijn dienaren. De eerste van hen is Noeh (Noach) vrede zij met hem, Allah zond hem naar zijn volk nadat zij de grenzen overschreden met de vrome personen: Wedd, Soewaa', Yaghoeth, Ya'oeq en Nasr. En de laatste der Boodschappers is Mohammed (salla Allahoe 'alayhi wa salam) en hij was het die de beelden van deze vrome personen heeft gebroken. Allah zond hem naar mensen die gewoon waren aanbiddingen te verrichten, de Hadj te verrichten, aalmoezen gaven en Allah vaak gedachten, maar zij namen sommige schepselen als tussenpersonen tussen hen en Allah, zeggende: “We zoeken door middel van hen toenadering tot Allah en we zoeken hun bemiddeling bij Hem.” - zoals de engelen, 'Issa (Jezus), Maryam (Maria) en andere vrome personen.

Zij zeggen: “We zoeken door middel van hen toenadering tot Allah en we zoeken hun bemiddeling bij Hem.” - zoals de engelen, 'Issa (Jezus), Maryam (Maria) en andere vrome personen. Toen zond Allah Mohammed (salla Allahoe 'alayhi wa salam) die voor hen de Religie van hun voorvader Ibrahim (Abraham) - vrede zij met hem - deed hernieuwen en hen op de hoogte deed stellen dat deze toenadering en geloofsovertuiging de volledige rechten zijn van Allah, die niet toegeschreven kunnen worden aan iemand naast Allah, noch aan een genaderde Engel, noch aan een gezonden Boodschapper, laat staan aan iemand anders.

Deze moesjrikien (polytheïsten) getuigden evenwel dat Allah de Enige Schepper is zonder enige deelgenoot, en dat niemand voorziet behalve Hij, en niemand doet leven en sterven behalve Hij, en niemand de zaken bestuurt behalve Hij, en dat alle hemelen en wat die bevatten en de zeven aarden en wat die bevatten, allen Zijn dienaren zijn en zich bevinden onder zijn bestuur en macht.

Als je het bewijs wilt voor dat dezen tegen wie de Boodschapper van Allah (salla Allahoe 'alayhi wa salam) streed hiervoor getuigden, lees dan de Woorden van de Verhevene: « Zeg (O Mohammed): « Wie voorziet jullie vanuit de hemel en de aarde? Of wie beheerst over het gehoor en het gezichtsvermogen? En wie brengt het levende uit het dode en brengt het dode uit het levende voort? En wie beheert de zaken?' Ze zullen zeggen: 'Allah.' Zeg: 'Zullen jullie (Allah) dan niet vrezen (voor het plaatsen van deelgenoten in de aanbidding naast Hem)? »  (Soerate Yoenoes vers 31)

En Zijn Woorden: « Zeg: 'Aan wie behoort de aarde en wat zich daarin bevindt? Indien jullie weten!' Ze zullen zeggen: 'Het behoort aan Allah!' Zeg: 'Zullen jullie dan niet nadenken? 'Zeg: 'Wie is de Heer van de zeven hemelen en de Heer van de Grote Troon?' Zij zullen zeggen: "Aan Allah." Zeg: "Waarom vrezen jullie (Allah) dan niet?" Zeg: "In Wiens handen is de heerschappij over alles? En Hij beschermt en Hij wordt niet beschermt, als jullie het weten." Ze zullen zeggen: '(Al dat behoort) aan Allah.' Zeg: 'Hoe zijn jullie dan misleid en weg gekeerd van de waarheid? » (Soerate Al-Moe-minoen 23: verzen 84-89) En andere verzen bevestigen dit ook.

 

 

Als je tot de conclusie bent gekomen dat zij hiervan overtuigd waren (d.w.z. Tawhied Ar-Roeboebiyyah) en dit hen niet de Tawhied (het monotheïsme) deed binnentreden waar de Boodschapper van Allah (salla Allahoe 'alayhi wa salam) ze naar uitnodigde; en je weet dat de Tawhied die zij ontkenden dat dit Tawhied Al-'Ibadah (d.w.z. Het aanbidden van Allah Alleen) is, die de moesjrikien in onze tijd « Al-I'tiqaad »[1]  noemen. Want zij riepen Allah - zonder tekortkomingen is Hij en Verheven - dag en nacht aan, en er waren onder hen die de Engelen aanriepen vanwege hun goedheid en dichte nadering bij Allah zodat zij voor hem zouden bemiddelen, of ze zouden een vrome persoon aanroepen zoals Al-Laat, of een Profeet zoals 'Issa. En je weet dat de Boodschapper van Allah (salla Allahoe 'alayhi wa salam) ze bestreed vanwege deze Sjirk en ze opriep naar het zuiveren van de aanbidding voor Allah Alleen, zoals Allah de Verhevene zei: « En de moskeeën (gebedsplaatsen) zijn voor Allah (alléén), roep dus niets (in aanbidding) naast Allah aan. » (Soerate Al-Djinn 72 vers 18) En Hij zei: « Voor Hem (Allah) is het Woord van Waarheid (d.w.z. geen enkele ilaah (god) heeft het recht aanbeden te worden, behalve Allah). En degenen die zij naast Hem aanroepen, verhoren hen helemaal niets. » (Soerate Ar-Ra'd 13 vers 14)

De woorden van ‘Oethaymien:

 

 « Ondanks alles, zijn degenen die zich tot een wali begeven en hem aanroepen en zij zijn onwetend over deze zaak en er is niemand die hen hierover kan leren of tegen waarschuwen, maar zij zeggen : wij zijn moslims, en zij bidden, geven zakaat, verrichten de bedevaart, vechten op de weg van Allah en bidden in de nacht, maar zij weten niets af van datgene wat zij doen (het feit de wali te aanroepen) en dat niemand hier tegen heeft gewaarschuwd,  geëxcuseerd door hun onwetendheid en men oordeelt over hen dat zij moslims zijn. »

 

 

De geleerden van Nadj hebben gezegd:

 

‘Abdallah ibn Mohammed, rahimahoe Allah, heeft gezegd:

 

« Degene die zegt dat degene die de sjahada uitspreekt, bidt en vast, niet uit de Islam kan verbannen worden, zelfs als hij een ander dan Allah zou aanbidden, is een ongelovige, en degene die twijfelt over zijn ongeloof is ook een ongelovige, want degene die zo iets zegt, heeft Allah, Zijn Boodschapper en evenals de unanimiteit van de moslims, ontkent, zoals wij hiervoor al hebben vermeld. De bewijzen vanuit de Koran en vanuit de Soennah zijn talrijk en hieraan wordt nog de duidelijke consensus toegevoegd, waarover degene met de minste scherpzinnigheid, helemaal niet twijfelt. Echter het blindelings volgen en de passies maken iemand doof en blind. »  [Bron: Fatawa van de geleerden van Nadjd]

 

De geleerden van Nadj hebben gezegd:

 

« Als een persoon Allah aanbidt in de liefde en in de totale gehoorzaamheid, maar hij haat de moesjrikien en hun daden niet en hij toont geen vijandelijkheid tegenover hen, dan heeft hij de taghoet niet verworpen en wordt hij dus niet als moslim beschouwd, zelfs als hij vroomheid toont door Qiyaam al-layl (het nachtgebed) te verrichten of door te vasten.

Hij is eigenlijk zoals degene die bidt in een toestand van jannaba (grote onreinheid) of als degene die vrijwillig vast op een zeer warme dag in Ramadan en overspel pleegt.» [Bron: Dourar as-Saniyya pg. 91-93]

 

Men kan dus vaststellen dat datgene wat ‘Oethaymien gezegd heeft tegenstrijdig is met de natuurlijke fitra. Hoe kan degene die een andere dan Allah aanbidt, moewahied (monotheïst) blijven bij Allah, zelfs door onwetendheid?

Mohammed Ibn ‘Abdel Wahhaab heeft gezegd: « Een persoon kan ongelovig worden door een uitspraak te doen en dit zelfs in een toestand van onwetendheid. » [Bron : Kashf Sjoubouhat]

 

Deze uitspraak is waarachtig en conform aan de woorden van de Profeet Mohammed (salla Allahoe ‘alayhi wa salam): « Een man kan een woord zeggen zonder de betekenis ervan te kennen en daarvoor kan hij 70 herfsten naar de Hel gaan. » (Overgeleverd door Moeslim)

 

Ibn Al-Qayyim heeft gezegd in zijn boek « Tariq al-hijratayn » (De weg van de twee immigraties).

« De Islam is de Eenheid van Allah, zijn aanbidding Alleen, zonder Hem deelgenoten toe te kennen, geloven in Allah en in Zijn Profeet en hem volgen in alles wat hij heeft gebracht. Al wie dit niet heeft vervuld, is geen moslim. Als dit ongeloof niet te wijten is aan het feit dat deze mensen koppig zijn, dan is dit ongeloof te wijten aan hun onwetendheid.»

 

Door al deze bewijzen te lezen, merkt men goed op dat er een consensus over dit onderwerp bestaat en dat de Koran en de Soennah hierover duidelijk zijn. ‘Oethaymien wist dit maar al te goed, maar als hij takfier zou verricht hebben op de onwetenden, die het fundament van de religie niet hebben verwezenlijkt, zou hij takfier moeten gedaan hebben op de meerderheid van de mensen, zoals op degenen die anderen dan Allah aanroepen of op degenen die oordelen op basis van andere wetten dan deze van Allah. En dan zou het eveneens ook verplicht zijn geweest voor hem om zijn koning te verwerpen. Maar ja, dan zou hij meteen ook zijn hoog salaris van paleisgeleerde verloren hebben!

Zulke mensen hebben het wereldse verkozen boven het hiernamaals. Moge Allah hem toekennen wat hij verdient.

 

Amien

 



[1] Ndvt: D.w.z. de tijd van de auteur, in de loop van de 18de eeuw van de Christelijke kalender.

Partager cet article
Repost0
13 février 2013 3 13 /02 /février /2013 11:25

De verplichting om de religie openlijk te praktiseren

    

 بِسْمِ اللهِ الرَّحْمنِ الرَّحِيمِ

 

   Alle lof aan Allah, moge de zegeningen en de vrede van Allah over onze Profeet Mohammed (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), zijn familie, zijn metgezellen en degene die zijn leiding volgen, zijn.

 

Na het houden van Allah, de Allerhoogste, en Zijn boodschapper (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), is het noodzakelijk om te houden van de gekozenen door Allah en de vijanden van Allah te beschouwen als volledige tegenstanders.

   

Deze tekst is een weerlegging voor degenen die oproepen tot het verrichten van de "hidjra" naar de landen van de Tawaghit waar het onmogelijk is om zijn geloof expliciet te verklaren. Het vrijwillig verlaten van het praktiseren van zijn tawhied door zich te begeven naar een land waar het niet haalbaar is, is ongeloof op zich.

 

Sjeich Ishâq Ibn ‘Abderrahmân Ibn Hassan Âl Sjeich heeft gezegd:

 

قال بعض المحققين: ويكفي العاقل قوله تعالى، بعد نهيه عن موالاة المشركين: {يَوْمَ تَجِدُ كُلُّ نَفْسٍ مَا عَمِلَتْ مِنْ خَيْرٍ مُحْضَراً وَمَا عَمِلَتْ مِنْ سُوءٍ تَوَدُّ لَوْ أَنَّ بَيْنَهَا وَبَيْنَهُ أَمَداً بَعِيداً وَيُحَذِّرُكُمُ اللَّهُ نَفْسَهُ} الآية [سورة آل عمران آية: 30]. وقد حكى ابن كثير، رحمه الله تعال: الإجماع على أن تارك الهجرة عاص، مرتكب محرماً على ترك الهجرة. ولا يكفي بغضهم بالقلب، بل لا بد من إظهار العداوة والبغضاء، قال تعالى: {قَدْ كَانَتْ لَكُمْ أُسْوَةٌ حَسَنَةٌ فِي إِبْرَاهِيمَ وَالَّذِينَ مَعَهُ إِذْ قَالُوا لِقَوْمِهِمْ إِنَّا بُرَآءُ مِنْكُمْ وَمِمَّا تَعْبُدُونَ مِنْ دُونِ اللَّهِ كَفَرْنَا بِكُمْ وَبَدَا بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمُ الْعَدَاوَةُ وَالْبَغْضَاءُ أَبَداً حَتَّى تُؤْمِنُوا بِاللَّهِ وَحْدَهُ} [سورة الممتحنة آية: 4]. فانظر إلى هذا البيان الذي ليس بعده بيان، حيث قال: {وَبَدَا بَيْنَنَا} أي: ظهر؛ هذا هو إظهار الدين، فلا بد من التصريح بالعداوة، وتكفيرهم جهاراً، والمفارقة بالبدن. ومعنى العداوة: أن تكون في عدوة، والضد في عدوة أخرى. كان أصل البراءة: المقاطعة بالقلب واللسان والبدن. وقلب المؤمن لا يخلو من عداوة الكافر، وإنما النزاع في إظهار العداوة: فإنها قد تخفى لسبب شرعي، وهو الإكراه مع الاطمئنان. وقد تخفى العداوة من مستضعف معذور، عذره القرآن. وقد تخفى لغرض دنيوي، وهو الغالب على أكثر الخلق، هذا إن لم يظهر منه موافقة. ودعوى من أعمى الله بصيرته، وزعم: أن إظهار الدين، هو عدم منعهم ممن يتعبد، أو يدرس، دعوى باطلة؛ فزعمه مردود عقلاً وشرعاً.

   

      « Bepaalde onderzoekers hebben gezegd : « De woorden van Allah zullen voldoende zijn voor een redelijk persoon, nadat Hij het verboden heeft om zich te verenigen met degenen die deelgenoten aan Allah toekennen.: « Op de Dag dat iedere ziel geconfronteerd zal worden met wat zij van het goede verricht heeft en wat zij van het kwade verricht heeft, zal zij wensen dat er een grotere afstand tussen haar en haar (kwaad) zou zijn. En Allah waarschuwt jullie (voor) Hemzelf. » (Soerate 3 vers 30).

   

En Ibn Kathîr, rahimoehoeAllah, bracht een unanimiteit over het feit dat degene die afstand doet van het emigreren (hidjra) ongehoorzaam en schuldig is aan een zonde door de emigratie (hidjra) te hebben verlaten.

En het is niet voldoende om hen te haten in het hart, maar men moet bovendien deze vijandelijkheid en deze haat uiterlijk kenbaar maken, Allah heeft gezegd: « Er is een goed voorbeeld voor u in Ibrahim en degenen die met hem waren toen zij tegen hun volk zeiden: "Wij hebben niets uitstaande met u en hetgeen u buiten Allah aanbidt. Wij verwerpen u en er is tussen u en ons eeuwige vijandschap en haat ontstaan, tenzij u in Allah, de Enige gelooft. »

 

Kijk naar die duidelijkheid, waarna er geen duidelijkheid is! Wanneer Hij zegt: « tussen u en ons eeuwige vijandschap en haat ontstaan » dit wil zeggen: zullen volgen uit. Dit is de praktijk van de religie! Het is verplicht om deze vijandelijkheid openlijk te verklaren en hen luid en duidelijk als ongelovigen te beoordelen en zich lichamelijk van hen af te zonderen.

 

En de betekenis van de vijandelijkheid is dat jij aan een kant staat en de andere aan de andere kant. En de oorsprong van deze verloochening is het verbreken van de banden met het hart, de tong en het lichaam.

 

En het hart van een gelovige kan niet leeg zijn van de vijandelijkheid tegenover de ongelovige. Het onderwerp van het geschil heeft betrekking op het openlijk weergeven van deze vijandelijkheid: het kan zijn dat het verborgen is voor een juridische reden en  die reden is dwang met in het hart zuiver Geloof. Het is ook mogelijk dat deze vijandelijkheid verborgen is door zwakte dat vergeefbaar is en dat de Koran verontschuldigd heeft.

 

En het kan zijn dat het verborgen is door een materiële reden en het is die reden die betrekking heeft op het merendeel van de mensen, en dit op voorwaarde dat zij ook niet tonen dat zij akkoord zijn [met hun ongeloof].

 

Wat betreft datgene wat degene zonder inzicht beweert dat de praktijk van de religie het feit is dat men niet verhinderd wordt om aanbiddingen en studies te beoefenen: dit is een foute veronderstelling. En deze veronderstelling is verworpen zowel door de reden als door de Wet. »

 

[Dourar As-Saniya 8/305]

 

 

En de zonen van Sjeich Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb hebben gezegd:

 

وقد سئل أبناء شيخ الإسلام، رحمهم الله تعالى وعفا عنهم: عن السفر إلى بلاد المشركين للتجارة؟ فأجابوا بما حاصله: أنه يحرم السفر إلى بلاد المشركين، إلا إذا كان المسلم قوياً له منعة، يقدر على إظهار دينه، وإظهار الدين تكفيرهم وعيب دينهم، والطعن عليهم، والبراءة منهم، والتحفظ من موادتهم، والركون إليهم، واعتزالهم؛ وليس فعل الصلوات فقط إظهاراً للدين.وقول القائل: إنا نعتزلهم في الصلاة، ولا نأكل

ذبيحتهم حسن، لكن لا يكفي في إظهار الدين وحده، بل لا بد مما ذكر.

   

   « En de kinderen van Sjeichoel Islam [Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhâb], rahimoehoem Allah, werden ondervraagd over het feit te reizen naar de landen van degenen die deelgenoten toekennen aan Allah met een commercieel doel?

 

Zij antwoordden wat samengevat is als volgt: het is verboden om te reizen in de landen van degenen die deelgenoten toekennen aan Allah, behalve als de moslim sterk is, gezag heeft en de mogelijkheid heeft om zijn religie uit te oefenen. En de praktijk van zijn religie is het verklaren van ongelovigen van hen (de inwoners van het land), hun religie te bekritiseren, hen te kleineren en de banden met hen te verbreken, zich te behoeden van vriendschap met hen en zich te neigen tot hen; en zich af te zonderen van hen. Het is niet juist alleen het verrichten van de gebeden die gerekend worden als « het praktiseren van de religie ».

 

Wat betreft degene die zegt: wij zonderen ons af van hen in het gebed en wij eten geen vlees dat zij hebben geslacht: Dit is goed, maar het is niet voldoende om te zeggen dat men de religie praktiseert, maar men is verplicht om te doen wat wij hebben vermeld. » [Dourar As-Saniyya 8/413]

 

 

Hammad ibn ‘Atiq heeft gezegd:

 

وقال الشيخ العلامة، حمد بن عتيق: وأما مسألة إظهار الدين، فكثير من الناس قد ظن أنه إذا قدر أن يتلفظ بالشهادتين، وأن يصلي الصلاة ولا يرد عن المساجد، فقد أظهر دينه، وإن كان ببلد المشركين؛ وقد غلط في ذلك أقبح الغلط. قال: ولا يكون المسلم مظهرا للدين، حتى يخالف كل طائفة بما اشتهر عنها، ويصرح لها بعداوته؛ فمن كان كفره بالشرك فإظهار الدين له، أن يصرح بالتوحيد والنهي عن الشرك، والتحذير منه؛ ومن كان كفره بجحد الرسالة، فإظهار الدين عنده التصريح عنده، بأن محمدا رسول الله؛ ومن كان كفره بترك الصلاة، فإظهار الدين عنده بفعل الصلاة. ومن كان كفره بموالاة المشركين، والدخول في طاعتهم، فإظهار الدين التصريح بعداوته وبراءته منه، ومن المشركين.

     

  « Wat betreft de kwestie van het praktiseren van de religie: Veel mensen denken dat zolang men iemand de 2 geloofsgetuigenissen van het Geloof laat uitspreken, het gebed laat verrichten en niet buitengesloten wordt van de moskeeën, dat men zijn religie beoefent, zelfs als men zich bevindt in een land van de moesjrikien. En ze hebben zich vergist wat betreft dit onderwerp en hebben een afschuwelijke fout begaan.

 

Dan zegt hij: Een moslim zal zijn religie niet uitgeoefend hebben zolang hij niet alle strekkingen die gekend zijn in zijn religie, tegenspreekt en zolang dat hij niet openlijk zijn vijandelijkheid tegenover hen heeft verklaard aan hen.

 

Degene van wie het ongeloof bestaat uit het toeschrijven van een deelgenoot aan Allah: zijn religie uitoefenen bij hem, zal eruit bestaan het openlijk oproepen tot de Tawhied en het verbieden van het toekennen van deelgenoten aan Allah en hiertegen waarschuwen.

 

Degene van wie het ongeloof veroorzaakt is door het verwerpen van het profeetschap van Mohammed: zijn religie uitoefenen bij hem, zal eruit bestaan het openlijk verklaren dat Mohammed de boodschapper van Allah is.

 

Degene van wie het ongeloof veroorzaakt is door het verlaten van het gebed: zijn religie uitoefenen bij hem, zal eruit bestaan het gebed te verrichten.

 

Degene van wie het ongeloof veroorzaakt is door het zich verenigen met degenen die deelgenoten toekennen aan Allah en hen gehoorzamen: zijn religie uitoefenen bij hem, zal eruit bestaan het openlijk verklaren van zijn vijandelijkheid en zijn breken met hen en ook met degene die deelgenoten toekennen aan Allah. » [Dourar As-Saniyya 12/418]

 

 

En hij zegt:

 

فإنه قد بلغني أن بعض الناس يقول: إن في الأحساء من هو مظهر دينه، لأنه لا يرد عن المساجد والصلاة، وأن هذا عندهم هو إظهار الدين،... فيا عباد الله أين عقولكم؟ فإن النّزاع بيننا وبين هؤلاء، ليس هو في الصلاة، وإنما هو في تقرير التوحيد والأمر به، وتقبيح الشرك والنهي عنه، والتصريح بذلك، كما قال إمام الدعوة النجدية: أصل دين الإسلام وقاعدته أمران: الأمر الأول: الأمر بعبادة الله وحده لا شريك له، والتحريض على ذلك، والموالاة فيه، وتكفير من تركه. الأمر الثاني: الإنذار عن الشرك في عبادة الله وحده لا شريك له، والتغليظ في ذلك، والمعاداة فيه، وتكفير من فعله. هذا هو إظهار الدين يا عبد الله بن حسين.

     

     « Men heeft mij gezegd dat er mensen in El Ahsâ zijn die beweren dat als er zich daar mensen  bevinden die hun religie beoefenen, aangezien zij niet verstoten zijn van de moskeeën en van het gebed, en dit is voor hen het praktiseren van de religie! …

 

Oh dienaren van Allah, waar is jullie verstand gebleven?! Het doel van het conflict tussen hen en ons is helemaal niet het gebed, het is niets anders dan de definitie van Tawhied en het feit van het te bevelen. En de verstoting van sjirk en het feit het te verbieden en het openlijk te verklaren!

 

Het is zoals dat wat de imam van de oproep van Nadj heeft gezegd: het fundament van de islam en zijn basis zijn 2 zaken: het eerste is het bevelen van het aanbidden van enkel en alleen Allah zonder hierin deelgenoten toe te kennen, de volledige motivatie hierin, het zich verenigen ervoor en degene die dit verlaat uit de islam te verbannen. En het tweede is het waarschuwen tegen het toekennen van deelgenoten aan Allah in de aanbidding; enig zonder deelgenoot, de ernst ervan te benadrukken, zich af te zonderen van dit en degene die het verricht uit de islam te verbannen. Dit is het praktiseren van zijn religie, oh dienaren van Allah! » [Dourar As-Saniyya 12/473]

 

 

Sjeich Mohammed Ibn ‘Abdellatîf Âl Sjeich zegt:

 

فغلطتم في إظهار الدين، وظننتم أنه مجرد الصلوات الخمس، والأذان والصوم وغير ذلك، وأنكم إذا جلستم في بعض المجالس الخاصة، قلتم: هؤلاء كفار، هؤلاء مشركون، وليس معهم من الدين شيء، وأنهم يعلمون أنا نبغضهم، وأنا على طريقة الوهابية، وتظنون أن هذا هو إظهار الدين، فأبطلتم به وجوب الهجرة. فليس الأمر كما زعمتم، فإن الله سبحانه ذكر في كتابه المرادَ من إظهار الدين، وأنه ليس ما توهمتم، فقال لنبيه صلى الله عليه وسلم: {قُلْ يَا أَيُّهَا الْكَافِرُونَ لا أَعْبُدُ مَا تَعْبُدُونَ} [سورة الكافرون آية: 1-2] إلى آخر السورة؛ فأمره أن يقول لهم: إنكم كافرون، وإنه بريء من معبوداتهم، وإنهم بريئون من عبادة الله، وهو قوله: {وَلا أَنْتُمْ عَابِدُونَ مَا أَعْبُدُ} [سورة الكافرون آية: 3]، وقوله: {لَكُمْ دِينُكُمْ وَلِيَ دِينِ} [سورة الكافرون آية: 6]: تصريح بالبراءة من دينهم الذي هو الشرك، وتمسك بدينه الذي هو الإسلام؛ فمن قال ذلك للمشركين ظاهراً، في مجالسهم ومحافلهم وغشاهم به، فقد أظهر دينه.

     

      « Jullie hebben zich vergist wat betreft het beoefenen van de religie en jullie dachten dat dit juist het verrichten van de 5 gebeden was en de oproep tot het gebed en de vasten enz. En als jullie zeggen tijdens bepaalde speciale zittingen dat degenen daar ongelovigen en polytheïsten zijn en dat zij geen enkele religie hebben en dat zij weten dat wij hen haten en dat wij van de wahhabistische strekking zijn: jullie denken dat dit « het beoefenen van de religie » is!

 

En zo hebben jullie het bevel om te emigreren (hidjra) afgeschaft. En het is niet zoals jullie beweren, want voorwaar Allah heeft in Zijn Boek vermeld wat bedoeld wordt met de uitdrukking « het beoefenen van de religie » en het is niet zoals jullie zich hebben voorgesteld. Hij zegt tegen Zijn profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam): « Zeg: oh jullie ongelovigen! Ik aanbid niet wat jullie aanbidden.» tot het einde van de Soerate. Hij heeft hem bevolen te zeggen: « Jullie zijn ongelovigen.» En dat hij breekt met hun afgoden en dat zij hebben gebroken met de aanbidding van Allah wanneer hij zegt: « En jullie aanbidden niet wat ik aanbid. » En de woorden: « voor jullie, jullie godsdienst en voor mij, mijn godsdienst. » Dit hier is een verklaring van zijn verbreking met hun godsdienst, wat het toekennen van deelgenoten aan Allah is. En dat hij zich vastklampt aan zijn godsdienst, wat de islam is. Degene die dit zegt tegen degenen die openlijk deelgenoten aan Allah toekennen of het nu in hun bijeenkomsten is of op hun feesten: deze persoon heeft zijn religie uitgeoefend. » [Dourar As-Saniya 8/433]

 

En hij zegt:

 

الهجرة من كل بلدة تظهر فيها شعائر الشرك وأعلام الكفر، ويعلن فيها بالمحرمات، والمقيم فيها لا يقدر على إظهار دينه، والتصريح بالبراءة من المشركين وعداوتهم، ومع هذا يعتقد كفرهم، وبطلان ما هم عليه، لكن إنما جلس بين ظهرانيهم، شحاً بالمال والوطن، فهذا عاص، ومرتكب محرماً

     

      « Het feit te emigreren (hidjra) vanuit elk land waarin de gewoontes van sjirk en de tekenen van koefr duidelijk zijn en waar de geboden worden blootgesteld. En degene die in dit land verblijft, zonder de mogelijkheid te hebben om zijn religie te praktiseren en openlijk te verklaren dat hij met de polytheïsten breekt en dat hij zich afzondert van hen, terwijl hij de volledige overtuiging in zijn hart heeft van hun ongeloof en dat hun religie fout is, maar dat hij bij hen blijft voor het geld of voor zijn land: deze persoon is ongehoorzaam en schuldig aan een zonde. » [Dourar As-Saniya 8/456]

 

 

En Sjeich Soulaymân Ibn ‘Abdallah Âl Sjeich werd ondervraagd:

 

المسألة الثالثة: هل يفرق بين المدة القريبة مثل شهر أو شهرين، والمدة البعيدة؟ الجواب: أنه لا فرق بين المدة القريبة والبعيدة، فكل بلد لا يقدر على إظهار دينه فيها، ولا على عدم موالاة المشركين، لا يجوز له المقام فيها ولا يوماً واحداً، إذا كان يقدر على الخروج منها.

     

      « De derde vraag: is er een verschil tussen een kort verblijf, zoals één of twee maanden en een lang verblijf [verblijf in het land van ongeloof]? Het antwoord is dat er geen verschil is tussen een kort en lang verblijf: elk land waarin men zijn godsdienst niet kan uitoefenen, noch zich kan afzonderen van degenen die deelgenoten toekennen aan Allah: daarin is het niet toegestaan te verblijven, zelfs niet voor één enkele dag, zolang hij de mogelijkheid heeft om er van weg te gaan. » [Dourar As-Saniya 8/163]

 

 

Zijn geloof openlijk uiten is een fundament van de Islam. Een moslim zal nooit een afgodendienaar zich laten toeschrijven tot de islam tegenover hem, omdat hun religie lijnrecht tegengesteld is en het is een verplichting voor hem om de waarheid te herstellen.

Wij kunnen ons terugvinden in situaties waarin de moesjrikien ons aanspreken met deze term “mijn broeder”, of ons vragen stellen over jurisdictie. Het is een verplichting voor de monotheïst om zijn verschil aan te geven door de millat van Ibrahim (‘alayhi salam) toe te passen.

 

De enige geldige excuses om zijn geloof niet openlijk te uiten, zonder zogezegd akkoord te zijn met de religie van de moesjrikien, zijn er drie:

 

-          Dwang met een sereen hart over het Geloof.

 

-          De zwakheid die vergeeflijk is (het geval van de moslims die zich al bevinden in deze gevaarlijke landen en dus hun geloof niet kunnen uiten.)

 

-          Voor een materiële reden en dit op voorwaarde dat hij hen ook niet toont dat hij akkoord [met hun ongeloof] is. Net als in de Mekkaanse periode waarin de moslims hun eigendommen moesten terughalen. Het was hen toen toegestaan om hun geloof te verbergen. En dit betreft het geval van een familie die al haar eigendommen heeft achtergelaten in zijn land om te vluchten naar een land dat gunstiger is voor haar islam.

Elke persoon die geen betrekking heeft op de hierboven genoemde voorwaarden, bijvoorbeeld degenen die in Europa leven waarin zij vrij heen en weer kunnen gaan, heeft de verplichting om hun tegenstellingen openlijk te getuigen aan de polytheïsten.

 

En Allah is de Alwetende.

 

Partager cet article
Repost0
2 février 2013 6 02 /02 /février /2013 21:27

Belangrijke oproep van Sjeich Aboe Nasr al dinn Anuaymi Foudail (Hafidahoe Allah Ta'ala)

  

Op volgende link kan men de video bekijken:

http://www.des-tenebres-vers-la-lumiere.com/article-rappel-important-de-cheykh-abou-nasr-al-dinn-anuaymi-fudail-hafidahoum-allah-ta-ala-113798855.html

  

Onderstaande tekst is de vertaling van de woorden van sjeich Aboe Nasr al dinn Anuaymi

  

 

Het begin van de Islam 

  

In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle

 

Allah heeft in werkelijkheid Zijn boodschappers gezonden naar de moesjrikien die andere afgoden aanbaden naast Allah.

De boodschappers hebben hen dus opgeroepen tot de Islam, de religie van Tawhied.

De eerste boodschap dat zij allen predikten was het bevel om enkel en alleen Allah te aanbidden en de verwerping van alles dat aanbeden wordt buiten Allah. Zoals Allah, de Allerhoogste, heeft gezegd:

« En voorzeker. Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden (die zei:) "Aanbid Allah en houd afstand van de Taghoet." »  (Soerate 16 vers 36)

 

De taghoet houdt alles in wat de moesjrikien aanbidden buiten Allah (Azza wa djal) zoals de djinn, mensen, stenen, bomen en andere zaken.

Bijgevolg was het eerste dat degenen die de oproep van de Boodschappers hadden ontvangen, de verwerping van alles dat aanbeden werd buiten Allah en het geloof in Allah, de Unieke, zoals degenen die de bestraffing van Allah zullen proeven, zullen zeggen:

Allah Ta’ala zegt:

 « Maar nadat zij Onze straf hadden gezien, kon hun geloof hen niet meer baten. Dit is Allah's wet die haar loop neemt ten opzichte van Zijn dienaren en zo gingen de ongelovigen verloren.»  (Soerate 40 vers 85)

 

In werkelijkheid zullen diegenen het ware geloof benaderen en zij zullen het geloof dat van hen gevraagd werd, benaderen, maar dan zal het te laat zijn.

Zoals het volk van Noeh (‘alayhi salam). Zij aanbaden naast Allah Wadd, Soewa’, Taghoeth, Ya’oewq en Nasr.

Terwijl Noeh (‘alayhi salam) hen aanspoorde om enkel en alleen Allah te aanbidden en alles wat aanbeden werd buiten Allah, te verwerpen.

 

Van onder degenen die zich onderwierpen aan de Islam, was het eerste wat zij deden de valse afgoden die buiten Allah werden aanbeden, verwerpen. En dit door het geloof met het hart, door woorden en door daden.

Wat betreft onze Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), Allah heeft hem gestuurd naar de mensen die sjirk pleegden. Zij schreven deelgenoten toe aan Allah en namen bemiddelaars tussen hen en Allah. Zij dachten dat deze bemiddelaars hen voordeel konden brengen of hen konden schaden. En zij richtten zich tot hen in hun aanbidding. Zij dachten dat zij door deze te aanbidden, zichzelf dichter bij Allah brachten, in de overtuiging dat zij op het juiste pad waren en op de religie van Ibrahiem (‘alayhi salam).

Zij namen deelgenoten naast Allah die voor hen wettig maakten in de religie, wat Allah had verboden. De boodschapper van Allah spoorden hen aan tot de getuigenis van Lâ ilâha illaallah, maar het merendeel van hen waren hoogmoedig en zeiden: « Heeft hij van vele goden één God gemaakt? Dit is voorzeker iets eigenaardigs. »  (Soerate 38 vers 5)

En van onder hen waren er enkelen die geloofden en bij wie hun geloof zachtjes toenam.

 

Het eerste wat degene doet die zich vasthecht aan de Islam, is getuigen dat er geen ware godheid is buiten Allah en dat Mohammed Zijn boodschapper is. Met deze getuigenis verwerpt men zijn vorige religie, die gebaseerd is op sjirk.

Door zich zo vast te hechten aan de nieuwe religie, deze religie die leert dat er geen ware godheid is buiten Allah in zijn fundament en in zijn realiteit: met geloof (hart), woorden (tong) en daden (lichaam).

 

En er is geen twijfel over dat een persoon dacht dat hij op de waarheid was tijdens deze voorgaande periode in sjirk en onwetendheid, voordat hij leerde wat de Islam is.

Dus wanneer men begrijpt dat de Islam de ware religie van Allah is, zal men datgene wat men voordien aanbad, als waardeloos beschouwen.

En door zijn toetreding tot de Islam, gelooft men dat men van het valse naar de Waarheid is gekomen.

Dit houdt noodzakelijkerwijze in dat men gelooft dat alle andere religies vals zijn en dat de ware religie de Islam is. Er is geen ware godheid buiten Allah alleen.

 

De verwerping van de taghoet was de oproep van alle boodschappers, welke bestaat uit het geloof in de ongeldigheid van alles dat aanbeden wordt naast Allah, zich ervan te verwijderen, het te haten en takfier te verrichten op al wie een andere dan Allah aanbidt en al wie Allah, de Unieke, verwerpt.

 

De verwerping van de taghoet is de verloochening van alles dat aanbeden wordt, met uitzondering van Allah en takfier verrichten op zijn aanbidders.

En dit middels het geloof in het hart, de woorden en de daden, de ontkenning van datgene dat aanbeden wordt, van de aanbidding ervan en van zijn aanbidders.

 

En van onder de valse afgoden van vandaag hebben wij: graven, bomen, stenen, waterbronnen, monumenten. Deze zaken nemen zij als aanbiddingsobjecten, terwijl de aanbidding enkel tot Allah behoort.

Er zijn ook gouverneurs, regeringsleiders, geleerden die wetten maken naast Allah. En zij maken wetten, doctrines, methodologiën waarvoor Allah geen enkele toestemming heeft gezonden. Zij maken datgene halaal wat Allah haraam heeft gemaakt en haraam wat Allah halaal heeft gemaakt. Zij plaatsen hun wetten en systemen in de plaats van de wet van Allah.

 

En van onder de doctrines, die degenen die oproepen tot splitsing, wettig gemaakt hebben, met als doel de Islam te vernietigen, hebben we:

-       De doctrine van degenen die de mening staande houden dat men geen takfier kan/mag doen op degenen die onwetend zijn over Tawhied, want zij bevestigen Tawhied en schrijven zichzelf toe tot de Islam.

-       De doctrine die gepredikt wordt door de volgelingen van Al-Albani, Bin Bâz, Oethaymin en anderen. Deze verrichten geen takfier op degenen die wetten maken buiten Allah en op degenen die hun wetgevingen volgen.

-       De doctrine van de pseudo-djihadisten die de mening staande houden dat takfier op de moesjrikien geen deel uitmaakt van de basis van de religie.

-      

 

De Islam kan niet geldig zijn zonder de verwerping van datgene wat de gouverneurs en hun aanhangers hebben wettig gemaakt, de wetten die niet toegestaan zijn door Allah.

Noch kan de Islam geldig zijn zonder de verwerping van de doctrines die de predikers van dwaling hebben ingesteld, welke in tegenspraak zijn met Tawhied en datgene wat het inhoudt m.b.t. het geloof van takfier op de ongelovigen.

De Islam is dat je Allah, de Unieke, aanbidt, zonder Hem deelgenoten toe te schrijven, noch in de aanbidding van Allah, noch in het oordeel (zoeken), noch in het bondgenootschap.

 

Allah Ta’ala heeft gezegd:

 « Zeg: "O lieden van de Schrift, kom tot een gelijkluidend woord tussen ons en jullie: dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets naast Hem tot deelgenoot maken en dat wij elkaar niet als heren naast Allah plaatsen." Als zij zich dan afwenden, zeg dan: "Getuig dat wij ons (aan Allah) overgegeven hebben". » (Soerate 3 vers 64)

  

 « En voorzeker. Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden (die zei:) "Aanbid Allah en houd afstand van de Taghoet." En er zijn er onder hen die Allah leidde en er zijn er die Hij tot de dwaling veroordeelde. Reis dus op de aarde rond en zie hoe het einde was van de loochenaars. »  (Soerate 16 vers 36)

 

« En zij die vermijden valse goden te aanbidden, en zich tot Allah wenden - voor hen zijn er blijde tijdingen. Daarom geef blijde tijding aan Mijn dienaren, » (Soerate 39 vers 17)

 

« Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling, en hij die de Tâghoet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen, dat niet breken kan. En Allah is Alhorend, Alwetend. »  (Soerate 2 vers 256)

 

De religie is niet enkel de hoop of de simpele uitspraak, maar de religie is Tawhied van Allah d.m.v. uitspraken en daden.  

 

 

Partager cet article
Repost0
26 décembre 2012 3 26 /12 /décembre /2012 14:52

Het bondgenootschap en de verloochening

 

bondgenootschap.JPG 

 

 

Het artikel downloaden in Word

 

 

 

Partager cet article
Repost0