Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog

Presentatie

  • : Vanuit De Duisternis Naar Het Licht
  • : « Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Taghoet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn.
  • Contact

Zoeken

17 février 2012 5 17 /02 /février /2012 14:53

 

 

De definitie van hypocrisie en haar categorieën

 

 

 hypocrieten.JPG

 

 

 

Het artikel downloaden in Word 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Partager cet article
Repost0
13 février 2012 1 13 /02 /février /2012 13:56

 

  Important 2

 

 

Het ongeloof van degenen die de mensen van vandaag tot de islam toerekenen op basis van een daad van aanbidding

 

 

(In welke context moet men de teksten toepassen)

 

  

Kan men de mensen van vandaag tot de islam toeschrijven omwille van het feit dat zij de twee geloofsgetuigenissen (sjahadah) uitspreken of dat zij enkele rituelen van de islam verrichten, zoals het gebed, de vasten, de hadj … of op basis van hun kledingsdracht …?? Kan men hen als moslims beoordelen door zich te baseren op dit, terwijl het gekend is dat de massa van de mensen onwetend zijn over het fundament van de religie (asl ad-dien) en dat sjirk alom verspreid is onder hen??

 

Hoe kan men dus de mensen van vandaag tot de islam toerekenen, terwijl men datgene over hen kent, dat dit het verwerpen van de Taghoet en haar aanhangers is, dat zij het oordeel van de Taghoet gaan zoeken, dat zij de graven aanbidden, dat zij de ongelovige niet tot ongelovige verklaren, enz … ???

 

Allah zegt: « En de meesten van hen geloven niet in Allah zonder deelgenoten aan Hem toe te kennen. » (Soerate 12, vers 106)

 

Het doel van dit boek is dus te antwoorden op deze fundamentele vragen en om de regels voor te leggen die in aanmerking komen als bewijzen voor de Islam.

 

 

 

 

Page du livre d'Abu Nakhla

 

Het boek downloaden in Word / PDF 

 Voor de Arabischtaligen PDF 

 

Ga naar volgende link en klik op download, indien het boek niet gedownload kan worden in Word of PDF:

http://www.mijnbestand.nl/Bestand-MXTNLB4NUUVH.doc

 

http://www.mijnbestand.nl/Bestand-7XKNHGNIKUE7.pdf

 

 

 

Partager cet article
Repost0
10 février 2012 5 10 /02 /février /2012 14:12

Antwoord voor de vernieuwers die degenen uit de islam verbannen, die het woord « christen » gebruiken om degenen aan te wijzen die ‘Issa (‘alayhi salam) aanbidden

 

 

In de naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle

Moge de Zegeningen van Allah over de Profeet Mohammed, zijn familie en degenen die hem gevolgd hebben, zijn.

 

 

Ziehier een antwoord op de dubbelzinnigheid van bepaalde vernieuwers die takfier verrichten op degenen die de term "christen" toepassen om de polytheïsten van onze tijd aan te wijzen, die zichzelf toeschrijven aan de religie van Jezus Christus Ibnoe Maryam (‘alayhi salam) door hem te vereren.

 

Wanneer wij "christenen" (massihiyin) zeggen, is dit om degenen te benoemen die ‘Issa (‘alayhi salam) als godheid hebben genomen. De vertaling van het woord "Massih" in het Nederlands is "Christus"; in het Latijn betekent de term "Christus" een lichaam dat in olie gezalfd is. Inderdaad, bij de geboorte van ‘Issa (‘alayhi salam) was zijn lichaam bedekt met olie. Het is ook één van de betekenissen van de term "Massih".

 

Imam al-Qoertoebi (rahimahoe Allah) zet in zijn boek " de valse Messias en de terugkeer van ‘Issa" uiteen dat al-Hafidh Aboe al-Hattab Ibn Dihyah 23 verschillen heeft opgesomd over de oorsprong van de term "Massih" in zijn encyclopedie "Majma‘ al-Bahrah".

 

Wij gaan insja’Allah jullie een overzicht van de verschillen over het onderwerp van haar etymologie voorleggen:

 

- Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: « Hij legde zijn hand (in het Arabisch: massaha) niet op een zieke of kreupele, zonder dat deze genas of op een dode, zonder dat hij terug levend werd in dit geval is dit een onderwerp (fa'il, of actief deelwoord) in de betekenis van Massih : degene die zijn hand legt op.

 

- ‘Ata overleverde dat Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: « Hij werd Massih genoemd omwille van zijn platvoeten.» Met andere woorden, hij had geen hol onder de zolen van zijn voeten. Dit wil zeggen dat deze plaats normaal gezien geen contact heeft met de grond. Als dit hol ontbreekt bij een persoon, zegt men van hem dat hij Raha is (dat hij platvoeten heeft).

 

- De term "Massih" verwijst ook in de taal naar de helderheid van het geld. Zo was hij fysiek: blank een beetje naar het rode toe, de mooiste teint die er is, brede en robuuste borst in de zin dat zijn lichaam compact en gezet was.

 

- "Massih" verwijst ook naar het zweet van een paard.  De taalkundigen zeggen in vers: « De dekhengsten waren doorsijpelt van Massih » Dit wil zeggen dat zij hebben gezweet.

 

- Hij overlevert met een overleveringsketen die teruggaat tot Aboe al-Hassan al-Qabissi, dat hij de grote koranlezer, al-Hafidh Aboe ‘Amr ad-Dani, ondervraagd heeft: « Hoe leest men de valse messias Massih? » Hij zei « Zoals men het leest voor de zoon van Mariam, want hij was bedekt geweest (bedekt in de betekenis van gezalfd) door de zegen terwijl dat voor de Dajjâl, het oog is dat bedekt (verpakt of gewist) is. »

Aboe al-Hassan heeft gezegd: « Sommige lezen het als "Missih", en het is een manier van zeggen, wat betreft mezelf, ik spreek het uit op de manier dat ik het jou heb overgeleverd.»

 

- Ibn Fâris overleverde dat "Massih" ook verwijst naar de geslepenheid en het kwaadaardige, van de stam "Tamsih" (leugenaar, bedrieger). Men zegt dus ook dat hij de Leugenaar (kadhab) is door de term "Timsah" te gebruiken.

 

- "Massih" is ook de leugenaar en dit is specifiek voor Dajjaal. Hij zal immers liegen door zich voor te doen als Allah, wat een leugen tegen de mensheid is. Het is daarom dat Allah hem gedenigreerd heeft en dat hij hem bedekt heeft met afkeurenswaardigheid.

 

Na deze korte uiteenzetting over de verschillende betekenissen van de term "Massih", kan men vaststellen dat deze definities verschillend zijn en dat deze term evengoed gebruikt kan worden voor ‘Issa (‘alayhi salam) als voor Dadjâl. In het laatste geval neemt de term een negatieve betekenis aan.

 

Zo begrijpen wij dat de betekenis van een woord varieert naar gelang het gebruik ervan, het is een ernstige vergissing om enkel rekening te houden met het "vormaspect" (vorm van een woord) zonder zich te refereren naar het "betekenisaspect" (betekende inhoud van het woord, uitgedrukt idee).

 

Bijvoorbeeld: Letterlijk betekent het woord "Fisq": uitgang. Maar in het islamitisch taalgebruik, betekent het: de ongehoorzaamheid aan Allah Ta‘ala. Het gaat hier over het totaal ongehoorzaam zijn tegenover Hem, zoals het geval is van de ongelovige of gedeeltelijk, zoals het geval is van de gelovige die een grote zonde pleegt. Bijgevolg zou het dan rechtvaardig zijn dat een persoon beschuldigd wordt van ongehoorzaamheid aan Allah Ta‘ala, omdat hij uit zijn auto stapt of buiten zijn huis is gegaan, als men enkel rekening zou houden met zijn letterlijke betekenis? Natuurlijk niet.

 

Dit geldt dus ook voor het woord "Christen". Volgens christenspecialisten, is dit woord verschenen in het jaar 325 van de gregoriaanse kalender:

De Romeinse keizer Constantijn van die tijd, wie een zonaanbidder was, had alle priesters en bisschoppen bijeengeroepen tijdens het concilie van Nicea. De aanhangers van de "doctrine" van ‘Issa (‘alayhi salam) debatteerde met de aanhangers van de doctrine van Paulus. Paulus beweerde na het vertrek van ‘Issa (‘alayhi salam) het profeetschap te hebben ontvangen, net zoals Moessaylima beweerde. Vervolgens, aangezien ze het niet eens konden worden over de waarheid van hun religie, loste Constantijn het probleem zelf op. Hij besloot dat de doctrine van Paulus de meest waarachtige was en sinds die dag werd ‘Issa (‘alayhi salam) officieel als goddelijkheid aangenomen en de geloofsgetuigenis, bekend als het christendom, werd opgericht aan het einde van dit concilie.

 

Ahmad Deedat legt uit in zijn debatten dat de naam christen gegeven werd aan de vijanden van ‘Issa (‘alayhi salam) wie de aanhangers waren van de valse profetie van Paulus, wat aan de basis ligt van het dogma van de triniteit.

 

Als zijnde moslim, gebruiken wij deze term om degenen te identificeren die zich aansluiten bij Christus door hem te vereren. In geen enkel geval beschouwen wij deze polytheïsten als aanhangers van de "Massih" ‘Issa (‘alayhi salam).  

 

Om jullie aanvullende informatie te verstrekken, hebben wij Sjeich Mohammed Salami over dit onderwerp ondervraagd:

 

Vraag:

 

« Wat is het oordeel conform aan de wet wat betreft het feit deze mensen "christenen" (massihiyin) te noemen, is dit wettelijk toegestaan of niet? »

 

Antwoord van Mohammed Salami

 

« Wij vinden in de Koran en in de Soennah de uidrukking "Nazarieten" en "mensen van het Boek" terug. Het woord "Nazarieten" (Nassara) is de benaming van de inwoners van een stad Nazareth (Nassira) genoemd in Palestina en het is daar waar de Messias (al-Massih) (‘alayhi salam) geboren is.

 

Het woord "christenen" (massihiyoen) kan twee betekenissen hebben, waarvan één is: degenen die de Messias als godheid hebben genomen. Het is deze betekenis die in onze tijd gebruikt wordt.

 

En de tweede betekenis van het woord "christenen" (massihiyoen) heeft toepassing op degenen die werkelijk de Messias (‘alayhi salam) gevolgd hebben en hem goedgekeurd hebben.

 

Als wij enkel de tweede betekenis in beschouwing nemen, zouden wij zeggen: « Wij zijn ook "aanhangers van de  Messias" (massihiyoen), "aanhangers van Mozes" (Moessawiyoen) en "aanhangers van Israël" [= de stam van Abraham] (Isra’iliyoen), evenals dat wij "aanhangers van Mohammed" (Mohammadiyoen) zijn ». Inderdaad wij volgen de doctrine van het geheel van deze profeten, moge de zegeningen en vrede over hen zijn. Dus degenen die hen volgen zijn onze broeders. Het concrete gebruik eist echter van ons dat wij de termen gebruiken die juist begrepen worden.

 

Her oordeel conform aan het onderwerp van een woord is niet uitsluitend gebaseerd op het woord zelf. Het woord zelf is inderdaad onlosmakelijk verbonden met de onderliggende betekenis. Dit is een redelijke regel waaraan ieder voldoet.

 

In de anekdote over de Banoe Jadhima, heeft men overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) hen Khalid Ibn al-Walid had gestuurd. Zij begonnen te zeggen: « Saba’na, saba’na ! » omdat ze niet in staat waren om te zeggen: « Wij zijn bekeerd tot de Islam. » (Aslamna). Khalid doodde hen toen. Toen de Boodschapper van Allah dit te horen kreeg, zei hij: « O Allah, ik ben onschuldig voor U van de daad die verricht werd door Khalid! » [Zie Sahieh al-Boechaarie, hoofdstuk: De militaire expedities (al-maghazi)]

 

Wat nodig was, was de betekenis overwegen die bevestigd is door het gebruik, gezien zij dachten dat zij voor het accepteren van de religie van Tawhied uit de aanbidding van de afgoden gingen.

 

Men vindt geen moslim terug die de waarheid van de religie van de "Nazarieten" (Nassara) van deze tijd kent evenals de waarheid van de religie van de Messias (Massih) (‘alayhi salam), buiten datgene wat in de Koran en in de Soennah voorkomt. Zij (de moslims) herkennen het toebehoren aan de religie van de Messias (Massih), in het tegengestelde geval, zouden zijn afvalligen (moertaddien) van de islam zijn. Zij verwijzen enkel met de term "massihiyoen" naar degenen die afgoderij plegen, wat conform is aan het bevestigend gebruik.

 

Hetzelfde telt voor het woord "Israël", want Israël is niets anders dan Yaqoeb (‘alayhi salam) van wie de joden de nakomelingen zijn, die voor dat zij verworpen hebben, moslims waren. Dus als wij het liedje “Ik, ik haat Israel” (Ana akrah isrâ’îl) in beschouwing nemen, moet men begrijpen dat het hier gaat over Israel, de welgekende staat, en het is absurd om te zeggen dat wat in dit geval met “Israël” de profeet Yaqoeb bedoeld wordt.

 

 

En Allah is de Alwetende. »

 

Fatwa van de Sjeich in het Arabisch:

 

جد في الكتاب والسنة إسم (النصارى وأهل الكتاب)، وكلمة (النصارى) نسبة إلى قرية تسمى ناصرة بفلسطين وفيها ولد المسيح عليه الصلاة والسلام  .  

   

كلمة (المسيحيون) يراد بها معنيان، أحدهما:  المؤمنون بألوهية المسيح، وهو المستعمل في واقعنا  .  

     

والثاني: أتباع المسيح الحقيقيون الذين يرضى المسيح عليه السلام بهم  .  

     

لو نظرنا للمعنى الثاني فقط لقلنا: نحن أيضا مسيحيون وموسويون وإسرائيليون كما أننا محمديون، لأننا على عقيدة هؤلاء الأنبياء جميعا عليهم الصلاة والسلام، وأتباعهم هم إخواننا، لكن العرف والواقع يفرض علينا أن نستعمل مصطلحات تفهم عنا  .  

     

الحكم الشرعي في الكلام لا يبنى على مجرد اللفظ وإنما يربط اللفظ بالمعنى المقصود، وهذا أمر معقول يقرّ  به كل البشر  .  

     

وفي خبر بني جذيمة أن رسول الله أرسل اليهم خالد بن الوليد فقالوا: صبأنا، صبأنا، ولم يحسنوا أن يقولوا: أسلمنا، فقتلهم خالد، فلما بلغ ذلك رسول الله صلى الله عليه وسلم قال: «اللهم إني أبرأ إليك مما صنع خالد». رواه البخاري

     

وكان الواجب اعتبار المعنى المقصود الذي بني على العرف، حيث كانوا يقصدون التحول من عبادة الأوثان إلى دين التوحيد  .  

     

لا نجد مسلما يعرف حقيقة دين النصارى اليوم وحقيقة دين المسيح عليه السلام كما جاء في الكتاب والسنة ثم يقول أنهم على دين المسيح، وإلا كان مرتدا عن الإسلام، وإنما يقصد بتسمية (المسيحيون) عابديه، كما هو متداول هذا اللفظ في العرف  .  

     

ومثلها لفظة (إسرائيل)، فإسرائيل هو يعقوب عليه السلام، واليهود أبناؤه، كانوا مسلمين ثم كفروا، فلو نظرنا مثلا إلى أغنية: أنا أكره إسرائيل، فالمغني يقصد إسرائيل الدولة المعروفة ولا يُعقل أن يقصد النبي  .  

     

والله أعلم

 

 

Partager cet article
Repost0
7 février 2012 2 07 /02 /février /2012 21:43

Tafsier van vers 257 van Soerate 2 al-Baqarah

 

 

Allah - Soebhanahoe wa Ta‘ala - zegt:

 

 

« Allah is de Verdediger van degenen die geloven. Hij voert hen vanuit de duisternissen naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun verdedigers zijn de Taghoet, zij voeren hen vanuit het licht naar de duisternissen. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. » (Soerate 2 vers 257)

 

 

Ibn Kathir (moge Allah barmhartig met hem zijn) heeft gezegd:

 

    { ٱللَّهُ وَلِيُّ ٱلَّذِينَ آمَنُواْ يُخْرِجُهُمْ مِّنَ ٱلظُّلُمَاتِ إِلَى ٱلنُّورِ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوۤاْ أَوْلِيَآؤُهُمُ ٱلطَّاغُوتُ يُخْرِجُونَهُمْ مِّنَ ٱلنُّورِ إِلَى ٱلظُّلُمَاتِ أُوْلَـٰئِكَ أَصْحَابُ ٱلنَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ }

يخبر تعالى أنه يهدي من اتبع رضوانه سبل السلام، فيخرج عباده المؤمنين من ظلمات الكفر والشك والريب إلى نور الحق الواضح الجلي المبين السهل المنير، وأن الكافرين إنما وليهم الشيطان، يزين لهم ما هم فيه من الجهالات والضلالات، ويخرجونهم ويحيدون بهم عن طريق الحق إلى الكفر والإفك { أُولَـٰئِكَ أَصْحَـٰبُ ٱلنَّارِ هُمْ فِيهَا خَـٰلِدُونَ } ولهذا وحد تعالى لفظ النور، وجمع الظلمات، لأن الحق واحد، والكفر أجناس كثيرة، وكلها باطلة، كما قال:
{ وَأَنَّ هَـٰذَا صِرَٰطِي مُسْتَقِيمًا فَٱتَّبِعُوهُ وَلاَ تَتَّبِعُواْ ٱلسُّبُلَ فَتَفَرَّقَ بِكُمْ عَن سَبِيلِهِ ذَٰلِكُمْ وَصَّـٰكُمْ بِهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ }
[الأنعام: 153] وقال تعالى:
{ وَجَعَلَ ٱلظُّلُمَـٰتِ وَٱلنُّورَ }
[الأنعام: 1] وقال تعالى:
{ عَنِ ٱلْيَمِينِ وَٱلْشَّمَآئِلِ }
[النحل: 48] إلى غير ذلك من الآيات التي في لفظها إشعار بتفرد الحق وانتشار الباطل وتفرقه وتشعبه. وقال ابن أبي حاتم: حدثنا أبي، حدثنا علي بن ميسرة، حدثنا عبد العزيز بن أبي عثمان، عن موسى بن عبيدة، عن أيوب بن خالد، قال: يبعث أهل الأهواء، أو قال: يبعث أهل الفتن، فمن كان هواه الإيمان، كانت فتنته بيضاء مضيئة، ومن كان هواه الكفر، كانت فتنته سوداء مظلمة، ثم قرأ هذه الآية:
{ ٱللَّهُ وَلِيُّ ٱلَّذِينَ ءامَنُواْ يُخْرِجُهُم مِّنَ ٱلظُّلُمَـٰتِ إِلَى ٱلنُّورِ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوۤاْ أَوْلِيَآؤُهُمُ ٱلطَّـٰغُوتُ يُخْرِجُونَهُم مِّنَ ٱلنُّورِ إِلَى ٱلظُّلُمَـٰتِ أُوْلَـٰئِكَ أَصْحَـٰبُ ٱلنَّارِ هُمْ فِيهَا خَـٰلِدُونَ }.

   

  « Allah is de Verdediger van degenen die geloven. Hij voert hen vanuit de duisternissen naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun verdedigers zijn de Taghoet, zij voeren hen vanuit het licht naar de duisternissen. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. »

 

« De Allerhoogste informeert dat Hij degene leidt die Zijn goedkeuring van de Weg van Islam volgt, door Zijn dienaren, de gelovigen vanuit de duisternissen van het ongeloof, van de twijfel en van de onzekerheid naar het licht van de duidelijke, schitterende, openlijke, simpele en verlichte Waarheid te brengen; en dat de ongelovigen enkel satan hebben om hen te leiden, wat hen enkel nog meer doet toevoegen aan hun onwetendheid en aan hun dwaling en dat deze ongelovigen hen van de weg naar de waarheid doen afgaan en hen er vanaf brengen en hen volgen, om hen naar het ongeloof en de leugens te brengen. « […]Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. » Het is daarom dat Hij, Verheven is Hij, het woord « licht » (« noer ») in het enkelvoud heeft gebruikt en het woord « duisternissen » (« dzoeloemât ») in het meervoud: Er is immers één enkele waarheid, terwijl er talrijke soorten van ongeloof bestaan die allemaal absurd zijn, bijgevolg heeft Hij gezegd: « En dat is Mijn Pad, een recht Pad, volg het dan, en volg geen (andere) paden, want die zullen jullie doen afsplitsen van Zijn Pad. Dat is wat Hij jullie heeft opgedragen, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen. » (Soerate 6 vers 153) Hij, Verheven is Hij, heeft ook gezegd: « Allah, Die de hemelen en de aarde schiep en Die de duisternissen en het licht maakte […] » (Soerate 6 vers 1) Hij, Verheven is Hij, heeft ook gezegd: « Zien zij dan niet de dingen die Allah geschapen heeft, hoe hun schaduwen zich naar rechts en links wenden. […] » (Soerate 16 vers 48)   

Men zou nog veel andere verzen kunnen citeren die door hun formulering, kennis geven van het enkelvoud van de waarheid en de verspreiding, het rondstrooien en de ingewikkeldheid van de leugen.»

 

Ibn Abî Hâtim heeft gezegd:

 

« Mijn vader heeft me verteld van ‘Alî ibn Maysara, van ‘Abd al-‘Azîz ibn Abî ‘Oethmân, van Moesâ ibn ‘Oebayda, van Ayoeb ibn Khâlid : « De mensen van de passies zijn gezonden geweest —hij kon ook gezegd hebben: « De mensen van de verleidingen zijn gezonden geweest. » — Degene wiens passie het geloof is, zijn verleiding is wit en helder. Wat betreft degene wiens passie het ongeloof is, zijn verleiding is zwart en duister. » Vervolgens reciteerde hij dit vers: « Allah is de Verdediger van degenen die geloven. Hij voert hen vanuit de duisternissen naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun verdedigers zijn de Taghoet, zij voeren hen vanuit het licht naar de duisternissen. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. » »

 

 

Tafsier van Qoertoebî (moge Allah barmhartig over hem zijn) heeft gezegd:

 

 

    { ٱللَّهُ وَلِيُّ ٱلَّذِينَ آمَنُواْ يُخْرِجُهُمْ مِّنَ ٱلظُّلُمَاتِ إِلَى ٱلنُّورِ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوۤاْ أَوْلِيَآؤُهُمُ ٱلطَّاغُوتُ يُخْرِجُونَهُمْ مِّنَ ٱلنُّورِ إِلَى ٱلظُّلُمَاتِ أُوْلَـٰئِكَ أَصْحَابُ ٱلنَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ }


قوله تعالى
: { ٱللَّهُ وَلِيُّ ٱلَّذِينَ آمَنُواْ } الوَلِيّ فعيل بمعنى فاعل. قال الخطابيّ: الوليّ الناصر ينصر عباده المؤمنين؛ قال عز وجل: { ٱللَّهُ وَلِيُّ ٱلَّذِينَ آمَنُواْ يُخْرِجُهُمْ مِّنَ ٱلظُّلُمَاتِ إِلَى ٱلنُّورِ } ، وقال:
{ ذَلِكَ بِأَنَّ ٱللَّهَ مَوْلَى ٱلَّذِينَ آمَنُواْ وَأَنَّ ٱلْكَافِرِينَ لاَ مَوْلَىٰ لَهُمْ }
[محمد: 11]. قال قتادة: الظلمات الضلالة، والنور الهدى، وبمعناه قال الضحاك والرّبيع. وقال مجاهد وعبدة بن أبي لُبَابة: قوله «اللَّهُ وَلِيُّ الَّذِينَ آمَنُوا» نزلت في قوم آمنوا بعيسى فلما جاء محمد صلى الله عليه وسلم كفروا به، فذلك إخراجهم من النور إلى الظلمات. قال ابن عطيّة: فكأن هذا المعتقَد أحرز نوراً بالمعتقد خرج منه إلى الظلمات، ولفظ الآية مستغنٍ عن هذا التخصيص، بل هو مترتب في كل أُمّة كافرةٍ آمن بعضها كالعرب، وذلك أن من آمن منهم فالله وليه أخرجه من ظلمة الكفر إلى نور الإيمان، ومن كفر بعد وجود النبيّ صلى الله عليه وسلم الداعي المرسل فشيطانه مغوِيه، كأنه أخرجه من الإيمان إذْ هو (معه) معدٌّ وأهل للدخول فيه، وحكم عليهم بالدخول في النار لكفرهم؛ عدلاً منه، لا يسأل عما يفعل. وقرأ الحسن «أَوْلِيَاؤُهُمُ الطَّوَاغِيتُ» يعني الشياطين، والله أعلم.

   

  « Allah is de Verdediger van degenen die geloven. Hij voert hen vanuit de duisternissen naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun verdedigers zijn de Taghoet, zij voeren hen vanuit het licht naar de duisternissen. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. »

 

Wanneer Hij, Verheven is Hij, zegt: « Allah is de verdediger van degenen die geloven […] »  is het woord « walî » (= « verdediger ») gebouwd op het schema « fa‘îl » met als betekenis hebbende « fâ‘il » (=syntactische vorm van de naam van degene die de daad verricht.). Al-Khitâbî heeft gezegd: « walî” » (= « vriend », « patroon », « verdediger ») is de Heer die ter hulp komt aan Zijn dienaren, de gelovigen. Hij, Verheven is Hij, heeft gezegd: «  Allah is de Verdediger van degenen die geloven. Hij voert hen vanuit de duisternissen naar het licht. […] » Hij heeft ook gezegd: « Dat is, omdat Allah de Beschermer is van de gelovigen en voor de ongelovigen is er geen Beschermer. » (Soerate 47 vers 11) »  

 

Qatâda heeft gezegd: « De duisternissen duiden op dwaling en het licht duidt op de leiding. »

Ad-Dahhâk en al-Rabî’ aanvaardden deze twee interpretaties.

 

Moejâhid en ‘Abda ibn Abî Loebâba hebben gezegd:

 

« Zijn woorden: « Allah is de verdediger van degenen die geloven […] » zijn geopenbaard geweest tot een volk dat geloofde in Jezus (‘alayhi salam). Wanneer Mohammed (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) kwam, verwierpen zij hem. Dit is de reden waarom men vanuit het licht naar de duisternissen is gegaan. Ibn ‘Atayia heeft gezegd: « Het is alsof degene die deze overtuiging bezit, gevangen zou worden van het licht en dat deze het terugstuurt naar de duisternissen. De formulering van het vers komt voort uit deze specificatie. Nog belangrijker is, dat zij zich opdringt wat betreft de hele gemeenschap waarvan bepaalde leden niet geloven, zoals de Arabieren. Bijgevolg is Allah de verdediger van degene van onder hen die gelooft en Hij haalt hem vanuit de duisternis van het ongeloof naar het licht van het geloof. Wat betreft degene die niet gelooft nadat de Profeet (salla Allah ‘alayhi wa salam), de gezonden prediker, gekomen is, hij heeft zijn satan die hem laat dwalen. Het is alsof Hij hem uit het geloof heeft gehaald, aangezien Hij het is die alleen in staat is om hem eruit en hem erin te brengen (ondanks hij [degene die verwerpt]). Hij heeft hen door Zijn rechtvaardigheid veroordeeld tot de hel vanwege hun ongeloof en men zou Hem nooit kunnen ondervragen over datgene wat Hij doet. » 

 

Volgens al-Hasan moet men lezen: « hun verdedigers zijn de Taghoet », dit wil zeggen: de « shayâtîn » (= meervoud van « shaytân »).

 

En Allah is de Alwetende. »

 

Vertaald en gepubliceerd door de site Vanuit-de-duisternis-naar-het-licht.

 

Partager cet article
Repost0
1 février 2012 3 01 /02 /février /2012 11:14

Tafsier van het vers 50 van Soerate 5

al-Ma‘idah

 

  Allah - Soebhanahoe wa Ta‘ala - zegt :

 

 

« Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? En wie is er beter dan Allah in het oordelen over het overtuigde volk? » (Soerate 5 vers 50)

 

 

Tabari zegt:  

 

    { أَفَحُكْمَ ٱلْجَاهِلِيَّةِ يَبْغُونَ وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ ٱللَّهِ حُكْماً لِّقَوْمٍ يُوقِنُونَ }

يقول تعالـى ذكره: أيبغي هؤلاء الـيهود الذين احتكموا إلـيك فلـم يرضوا بحكمك، وقد حكمت فـيهم بـالقسط حكم الـجاهلـية، يعنـي أحكام عبدة الأوثان من أهل الشرك، وعندهم كتاب الله فـيه بـيان حقـيقة الـحكم الذي حكمت به فـيهم، وإنه الـحقّ الذي لا يجوز خلافه. ثم قال تعالـى ذكره موبخاً لهؤلاء الذين أبوا قبول حكم رسول الله صلى الله عليه وسلم علـيهم ولهم من الـيهود، ومستـجهلاً فعلهم ذلك منهم: ومن هذا الذي هو أحسن حكماً أيها الـيهود من الله تعالـى ذكره عند من كان يوقن بوحدانـية الله ويقرّ بربوبـيته، يقول تعالـى ذكره: أيّ حكم أحسن من حكم الله إن كنتـم موقنـين أن لكم ربـا وكنتـم أهل توحيد وإقرار به. وبنـحو الذي قلنا فـي ذلك قال مـجاهد.
حدثنـي مـحمد بن عمرو، قال: ثنا أبو عاصم، قال: ثنا عيسى، عن ابن أبـي نـجيح، عن مـجاهد فـي قول الله:
{ أفَحُكْمَ الـجاهِلِـيَّةِ يَبْغُونَ } قال: يهود.
حدثنـي الـمثنى، قال: ثنا أبو حذيفة، قال: ثنا شبل، عن ابن أبـي نـجيح، عن مـجاهد:
{ أفَحُكْمَ الـجاهِلِـيَّةِ يَبْغُونَ }: يهود.
حدثنـي الـحارث، قال: ثنا عبد العزيز، قال: ثنا شيخ، عن مـجاهد:
{ أفَحُكْمَ الـجاهِلِـيَّةِ يَبْغُونَ } قال: يهود.

   

   

« Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? En wie is er beter dan Allah in het oordelen over het overtuigde volk? »

 

« Hij zegt, moge Zijn oproep verheven zijn: deze joden die je jouw oordeel vragen, maar die niet tevreden waren, terwijl jouw oordeel over hen onpartijdig was, wensen zij het oordeel van de Onwetendheid (djâhiliyya), dit wil zeggen de oordelen van de polytheïstische afgodendienaars, terwijl zij beschikken over het Boek van Allah waarin het bewijs van de waarheid van het oordeel staat dat voor hen voorbehouden was en dat zeker de authentieke waarheid is die niet tegengesproken mag worden?  

Vervolgens zegt Hij, moge Zijn oproep verheven zijn, terwijl Hij degenen van de joden die weigerden om het oordeel van de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) te accepteren, of dit in hun voordeel of in hun nadeel is, bedreigd en hun manier van handelen als onwetend beschrijft; En wie is degene die een beter oordeel heeft, o volk van de joden, dan het oordeel van Allah, moge Zijn oproep verheven zijn, voor al wie de overtuiging heeft van de absolute Eenheid en van de Heerschappij van Allah? Hij zegt, moge Zijn oproep verheven zijn: welk oordeel is beter dan het oordeel van Allah, als jullie overtuigd zijn van het hebben van een Heer en als jullie aanhangers en verdedigers zijn van de Eenheid? »

 

Om datgene wat wij hebben verteld over dit onderwerp bij te staven, heeft Moejâhid gezegd:

« Moehammed ibn ‘Amroe heeft ons verteld van Aboe ‘Âsim,  van ‘Îssâ, van Ibn Abî Najîh, van Moejâhid, over de Woorden van Allah: « Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? […] » : dat het hier gaat over de joden. »

 

Al-Hârith heeft ons verteld van ‘Abd al-‘Azîz, van Sjeich, van Moejâhid: « Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? […] »: dat het hier gaat over de joden. »

 

 

Ibn Kathir zegt:

 

 

وقوله تعالى: { أَفَحُكْمَ ٱلْجَـٰهِلِيَّةِ يَبْغُونَ وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ ٱللَّهِ حُكْماً لِّقَوْمٍ يُوقِنُونَ } ينكر تعالى على من خرج عن حكم الله المحكم، المشتمل على كل خير، الناهي عن كل شر، وعدل إلى ما سواه من الآراء والأهواء والاصطلاحات التي وضعها الرجال بلا مستند من شريعة الله؛ كما كان أهل الجاهلية يحكمون به؛ من الضلالات والجهالات؛ مما يضعونها بآرائهم وأهوائهم، وكما يحكم به التتار من السياسات الملكية المأخوذة عن ملكهم جنكزخان الذي وضع لهم الياسق، وهو عبارة عن كتاب مجموع من أحكام قد اقتبسها من شرائع شتى: من اليهودية والنصرانية والملة الإسلامية وغيرها، وفيها كثير من الأحكام أخذها من مجرد نظره وهواه، فصارت في بنيه شرعاً متبعاً يقدمونه على الحكم بكتاب الله وسنة رسول الله صلى الله عليه وسلم فمن فعل ذلك منهم فهو كافر يجب قتاله حتى يرجع إلى حكم الله ورسوله، فلا يحكم سواه في قليل ولا كثير، قال تعالى: { أَفَحُكْمَ ٱلْجَـٰهِلِيَّةِ يَبْغُونَ } أي: يبتغون ويريدون، وعن حكم الله يعدلون، { وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ ٱللَّهِ حُكْماً لِّقَوْمٍ يُوقِنُونَ } أي: ومن أعدل من الله في حكمه لمن عقل عن الله شرعه، وآمن به، وأيقن وعلم أن الله أحكم الحاكمين، وأرحم بخلقه من الوالدة بولدها؟ فإنه تعالى هو العالم بكل شيء، القادر على كل شيء، العادل في كل شيء.

 

وقال ابن أبي حاتم: حدثنا أبي، حدثنا هلال بن فياض، حدثنا أبو عبيدة الناجي قال: سمعت الحسن يقول: من حكم بغير حكم الله، فحكمُ الجاهلية. وأخبرنا يونس بن عبد الأعلى قراءة، حدثنا سفيان بن عيينة عن ابن أبي نجيح، قال: كان طاوس إذا سأله رجل: أفضل بين ولدي في النحل؟ قرأ: { أَفَحُكْمَ ٱلْجَـٰهِلِيَّةِ يَبْغُونَ } الآية، وقال الحافظ أبو القاسم الطبراني: حدثنا أحمد بن عبد الوهاب بن نجدة الخوطي، حدثنا أبو اليمان الحكم بن نافع، أخبرنا شعيب بن أبي حمزة، عن عبد الله بن عبد الرحمن بن أبي حسين، عن نافع بن جبير، عن ابن عباس قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: " أبغض الناس إلى الله عز وجل، من يبتغي في الإسلام سنة الجاهلية، وطالب دم امرىء بغير حق؛ ليريق دمه " وروى البخاري عن أبي اليمان بإسناده نحوه بزيادة.

 

  « In Zijn woorden, Verheven is Hij: « Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? En wie is er beter dan Allah in het oordelen over het overtuigde volk? », Hij, Verheven is Hij, verwerpt al wie het oordeel van Allah verlaat – Wie de opperste arbiter is Die al het goede insluit, Degene Die al het kwade verbiedt – en al wie zich conform stelt aan datgene dat samengesteld is uit opinies, passies en conventies die ingesteld zijn door de mensen, zonder enig verband met de Wet van Allah Sjarî’ah) te hebben. Het is volgens zulke criteria dat de mensen van de djâhiliyyah hun oordelen vellen: vanuit dwalingen en onwetendheden dat zij instelden volgens hun opinies en hun passies. En het is volgens zulke criteria dat de Tartaren hun oordelen velden: de keizerlijke instellingen geërfd van hun koning Gengis Khan die hen al-Yâsiq naliet, wat een boek is dat een soort van compilatie bevat van wetten afkomstig vanuit verschillende juridische systemen – de joodse, christelijke, islamitische jurisdictie enz. Men vindt veel oordelen terug die voortvloeien uit zijn enig oogpunt en zijn passies en die voor zijn erfgenamen een duurzame en gevolgde  wetgeving werden, waaraan zij voorrang gaven boven het oordeel volgens de Koran en de Soennah van de Boodschapper (salla Allahoe ‘alayhi wa salam). Bijgevolg degenen van onder hen die zo handelden, was een ongelovige die bestreden moet worden totdat hij terugkeert tot het oordeel van Allah en Zijn Boodschapper (salla Allahoe ‘alayhi wa salam). Inderdaad, geen enkel oordeel zou kunnen geveld worden zonder terug te keren naar dit of het nu gaat over een minder belangrijke of een belangrijke kwestie.

Hij zegt, Verheven is Hij: « Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? […] », dit wil zeggen: dat zij wensen en dat zij willen en waarmee zij het oordeel van Allah veranderen, « […] En wie is er beter dan Allah in het oordelen over het overtuigde volk?  », dit wil zeggen: wie zou er rechtvaardiger zijn in zijn oordeel dan Allah voor al wie zijn wet onderwerpt aan Allah, gelooft in Hem en de overtuiging en de kennis heeft dat Allah de opperste rechter is en dat Hij meer Barmhartig is tegenover Zijn Schepping dan een moeder tegenover haar zoon? Inderdaad, Hij is Degene, Verheven is Hij, Die kennis heeft over alle zaken, Die de macht heeft over alles en die rechtvaardig is over alle zaken.

 

Ibn Abî Hâtim heeft gezegd: Mijn vader heeft verteld van Hilâl ibn Qayyâd, van Aboe ‘Oebayda al-Nâjî: Ik heb al-Hasan horen zeggen: « Degene die oordeelt volgens een ander oordeel dan dat van Allah, dit oordeel is van de djâhiliyya. »

 

Yoenoes ibn ‘Abd al-‘Alâ heeft ons geïnformeerd nadat wij van hem gelezen hebben, van Soefyân ibn ‘Ayîna, van Ibn Abî Najîh: Wanneer een persoon de volgende vraag stelde aan Tâwoes: « Moet één van mijn zonen bevoordeeld worden? », reciteerde hij: « Zoeken zij dan de wet/oordeel van de Djahiliyyah (onwetendheid)? […] »

 

Al-Hâfiz Aboe al-Qâsim al-Tabarânî heeft gezegd: Ahmad ibn ‘Abd al-Wahhâb ibn Najda al-Choetî heeft mij verteld van al-Yamân al-Hakam ibn Nâfi‘ van Sjoe‘ayb ibn Abî Hamza, van ‘Abd Allah ibn ‘Abd al-Rahmân ibn Abî Hoesayn, van Nâfi ‘ibn Djoebayr, van Ibn ‘Abbâs: De Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) heeft gezegd: « De meest gehate persoon van onder de mensen tegenover Allah, Verheven en Verheerlijkt is Hij, is degene die wenst om gewoontes  van de Djahiliyyah aan de islam toe te voegen, die onterecht het recht op het bloed van zijn volk opeist, zodat zijn tegenstander hem geleverd wordt om zijn bloed te laten vergieten. »

Bovendien heeft al-Boechaarie ongeveer hetzelfde verteld van Aboe al-Yamân volgens zijn overleveringsketen. »

 

Vertaald en gepubliceerd door de site Vanuit-de-duisternis-naar-het-licht.

 

 

Partager cet article
Repost0
29 janvier 2012 7 29 /01 /janvier /2012 19:17

Tafsier van vers 60 van Soerate 4 an-Nisâ 

 

 

Allah - Soebhanahoe wa Ta‘ala - zegt :

   

    { أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يَزْعُمُونَ أَنَّهُمْ ءَامَنُواْ بِمَآ أُنْزِلَ إِلَيْكَ وَمَآ أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ يُرِيدُونَ أَن يَتَحَاكَمُوۤاْ إِلَى ٱلطَّاغُوتِ وَقَدْ أُمِرُوۤاْ أَن يَكْفُرُواْ بِهِ وَيُرِيدُ ٱلشَّيْطَانُ أَن يُضِلَّهُمْ ضَلاَلاً بَعِيداً }

   

  « Heb jij degenen niet gezien die dachten dat zij geloofden in wat aan jou geopenbaard is en in wat er voor jou geopenbaard is? Zij willen volgens de Taghoet berechten, hoewel hen toch bevolen was er niet in te geloven. En het is zo dat Satan hen ver weg wil doen afdwalen. » (Soerate 4 vers 60)

 

 

Qoertoebî zegt:

 

    { أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يَزْعُمُونَ أَنَّهُمْ ءَامَنُواْ بِمَآ أُنْزِلَ إِلَيْكَ وَمَآ أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ يُرِيدُونَ أَن يَتَحَاكَمُوۤاْ إِلَى ٱلطَّاغُوتِ وَقَدْ أُمِرُوۤاْ أَن يَكْفُرُواْ بِهِ وَيُرِيدُ ٱلشَّيْطَانُ أَن يُضِلَّهُمْ ضَلاَلاً بَعِيداً }  { وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ تَعَالَوْاْ إِلَىٰ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ وَإِلَى ٱلرَّسُولِ رَأَيْتَ ٱلْمُنَٰفِقِينَ يَصُدُّونَ عَنكَ صُدُوداً }

روى يزيد بن زُريع عن داود بن أبي هند عن الشّعبيّ قال: كان بين رجل من المنافقين ورجل من اليهود خصومة، فدعا اليهوديُّ المنافق إلى النبيّ صلى الله عليه وسلم؛ لأنه علم أنه لا يقبل الرّشْوة. ودعا المنافق اليَهوديَّ إلى حكامهم؛ لأنه علم أنهم يأخذون الرّشوة في أحكامهم؛ فلما اختلفا ٱجتمعا على أن يُحكّما كَاهِناً في جُهينة؛ فأنزل الله تعالىٰ في ذلك: { أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يَزْعُمُونَ أَنَّهُمْ آمَنُواْ بِمَآ أُنْزِلَ إِلَيْكَ } يعني المنافق. { وَمَآ أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ } يعني اليهودي. { يُرِيدُونَ أَن يَتَحَاكَمُوۤاْ إِلَى ٱلطَّاغُوتِ } إلى قوله: { وَيُسَلِّمُواْ تَسْلِيماً } وقال الضحاك: دعا اليهوديُّ المنافق إلى النبيّ صلى الله عليه وسلم، ودعاه المنافقُ إلى كعب بن الأشرف وهو { ٱلطَّاغُوتِ }. ورواه أبو صالح عن ٱبن عباس قال: " كان بين رجل من المنافقين ـ يُقال له بشر ـ وبين يهوديّ خصومة؛ فقال اليهوديّ: انطلق بنا إلى محمد، وقال المنافق: بل إلى كعب بن الأشرف ـ وهو الذي سمّاه الله { ٱلطَّاغُوتِ } أي ذو الطغيان؛ فأبى اليهوديّ أن يخاصمه إلاَّ إلى رسول الله صلى الله عليه وسلم؛ فلما رأى ذلك المنافق أتى معه إلى رسول الله صلى الله عليه وسلم فقضى لليهوديّ. فلما خرجا قال المنافق: لا أرضى، ٱنطلق بنا إلى أبي بكر؛ فحكم لليهوديّ فلم يرض ـ ذكره الزّجّاج ـ وقال: ٱنطلق بنا إلى عمر فأقبلا على عمر فقال اليهوديّ: إنا صرّنا إلى رسول الله صلى الله عليه وسلم ثم إلى أبي بكر فلم يرض؛ فقال عمر للمنافق: أكذاك هو؟ قال: نعم. قال: رُويْدَكُما حتى أخرج إليكما. فدخل وأخذ السّيف ثم ضرب به المنافق حتى بَردَ، وقال: هكذا أقضي على من لم يرض بقضاء الله وقضاء رسوله؛ وَهَرب اليهوديّ، ونزلت الآية، وقال رسول الله صلى الله عليه وسلم: «أنت الفَارُوق». ونزل جبريل وقال: إن عمر فَرّق بين الحقّ والباطل " ؛ فسُمِّي الفاروق. وفي ذلك نزلت الآيات كلّها إلى قوله: { وَيُسَلِّمُواْ تَسْلِيماً } وٱنتصب: { ضَلاَلاً } على المعنى، أي فيضلون ضلالاً؛ ومثله قوله تعالىٰ:
{ وَٱللَّهُ أَنبَتَكُمْ مِّنَ ٱلأَرْضِ نَبَاتاً }
[نوح: 17]. وقد تقدّم هذا المعنى مستوفى. و { صُدُوداً } ٱسم للمصدر عند الخليل، والمصدر الصدّ. والكوفيون يقولون: هما مصدران.

   

  « Heb jij degenen niet gezien die dachten dat zij geloofden in wat aan jou geopenbaard is en in wat er voor jou geopenbaard is? Zij willen volgens de Taghoet berechten, hoewel hen toch bevolen was er niet in te geloven. En het is zo dat Satan hen ver weg wil doen afdwalen. En wanneer tot hen gezegd wordt: "Kom naar wat Allah heeft neergezonden en naar de Boodschapper," zie je de hypocrieten geheel van jou afhouden. » (Soerate 4 verzen 60-61)

 

Yazîd ibn Zoeray’ heeft overgeleverd van Dâwoed ibn Abî Hind, van Sja‘bî : Een hypocriet en een jood hadden een geschil. De jood riep de hypocriet op, om het voorval voor te leggen aan de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), want hij wist dat deze geen corruptie aanvaardde. Wat betreft de hypocriet, hij riep de jood op bij zijn eigen rechters, want hij wist dat deze rechters hun oordelen eventueel zouden onderwerpen aan corruptie. Omdat zij verschilden [over de competente jurisprudentie], beslisten zij samen om hun voorval voor te leggen aan een ziener (kâhin) aan Djoehayna. Toen openbaarde Allah, Verheven is Hij, dit vers: « Heb jij degenen niet gezien die dachten dat zij geloofden in wat aan jou geopenbaard is […] », dit wil zeggen: de hypocrieten « […]en in wat er voor jou geopenbaard is? […] », dit wil zeggen: de joden; « […]Zij willen volgens de Taghoet berechten […] » tot en met Zijn Woorden: « […]en zij aanvaarden (het dan) volledig. » (Soerate 4 vers 65)

 

Ad-Dahhâk heeft gezegd:

 

De jood riep de hypocriet op om het voorval voor te leggen aan de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), terwijl de hypocriet hem opriep om bij Ka‘b ibn al-Asjraf, wie een « […] de Tâghoet […] » was, te gaan.

 

Aboe Sâlih heeft dit overgeleverd van Ibn ‘Abbâs:

 

Een hypocriet – genaamd Basjar —  en een jood hadden een meningsverschil. De jood zei toen: « Laten we ons samen begeven bij Mohammed. » « Laten we eerder bij Ka‘b ibn al-Asjraf gaan. » antwoordde de hypocriet. Het is hem die Allah beschreven heeft als « […] de Tâghoet […] » dit wil zeggen: degene die zich verzet/rebelleert. De jood weigerde dat er beslist werd tussen hen, behalve door de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam). Wanneer hij dit zag, vergezelde de hypocriet hem bij de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), die het geschil in het voordeel van de jood oploste.  Toen zij terugkwamen, zei de hypocriet: « Ik ben niet akkoord. Laten we naar Aboe Bakr gaan. » Op zijn beurt velde deze laatste een oordeel in het voordeel van de jood, wat de hypocriet alweer niet aanvaarde. Dit feit werd vermeld door al-Zajjâj — Hij zei toen: « Laten we naar ‘Oemar gaan » Zij begaven zich dus bij ‘Oemar. « Wij zijn naar de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gegaan en vervolgens bij Aboe Bakr en hij heeft het oordeel niet geaccepteerd. » zei de jood. ‘Oemar zei toen tegen de hypocriet : « Is dit zo? » Hij antwoordde: « Ja. » ‘Oemar zei toen: « Wachten jullie beiden een beetje af, totdat ik terug kom. » Toen hij terugkwam, bemachtigde hij zijn zwaard en sloeg de hypocriet totdat hij afgekoeld was. Vervolgens zei hij: « Zie hier mijn verdict voor degene die het decreet van Allah en het decreet van Zijn Boodschapper niet goedkeurt. » Wat betreft de jood, hij vluchtte weg. Het vers werd toen geopenbaard en de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) zegt: « Jij bent degene die de zaken oplost (al-Fâroeq). » Vervolgens openbaarde (de engel) Djibriel dit: « Zeker ‘Oemar heeft het onderscheid gemaakt tussen de waarheid en de leugen. » Het is daarom dat hij al-Fârûq werd genoemd. Het is om deze woorden dat deze verzen werden geopenbaard, tot en met: « […] en zij aanvaarden (het dan) volledig. » (Soerate 4 vers 65) en dat het woord « […] dwaling […] » zijn volledige betekenis inneemt [= de betekenis van « hen laat dwalen » versterkt], dit wil zeggen: zij dwalen in de dwaling. Men vindt een gelijkaardige wending terug [= maf‘oel moetlaq = absoluut complementair wat de betekenis van het werkwoord versterkt door het toevoegen van zijn substantief (masdar) Hier : « yoedilloehoem dalâlan »] in Zijn Woorden, Verheven is Hij: « En het is Allah Die jullie heeft voortgebracht vanuit de aarde, zoals de planten. » (Soerate 71vers 17) « anbatakoem (…) nabâtan ». Het is deze betekenis die onvoorwaardelijk de overhand heeft.

Volgens al-Chalîl, is het woord « soedoedan » [= maf‘oel moetlaq wat de betekenis van « zich verwijderen van » « yasaddoena » versterkt] een afgeleide naam van het substantief (masdar), wat « sadd » is. Wat betreft de grammatici van Koefa, zij beschouwden deze twee woorden [« sadd » en « soedoed »] beiden als substantieven (masdar). »

 

Vertaald en gepubliceerd door de site Vanuit-de-duisternis-naar-het-licht.

 

Partager cet article
Repost0
21 janvier 2012 6 21 /01 /janvier /2012 19:45

Is de hulp van de ongelovigen toegestaan?

 

بسم الله الرحمن الرحيم    

In de naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle

 

 

Vraag:

السؤال هل يجوز اخذ الهدية في اعياد [ الكريسمس ] النصرانية لا سيما ان كانت على شكل اموال تنزل مع الراتب .؟؟     

 

Is het toegestaan om giften tijdens de christelijke feesten (bv. Kerstmis), met name in de vorm van bonussen in aanvulling op het salaris, te aanvaarden?

   

Antwoord: Sjeich aboe Harith al-Yamani

   

الجواب :
الأصل في قبول الهدية الجواز ولم يخصص ذلك بكونها من مسلم أو كافر ولم يرد نهي او تخصيص لها من المسلم دون الكافر بل ثبت عن النبي صلى الله عليه وسلم كان يقبل الهدايا من المشركين واهل الكتاب . فإن قلت بل سؤالي عن هدايا اعيادهم خاصة فنقول إن خلا قبول هدية اعيادهم من مشاركة لهم في عيدهم او اظهار موافقتهم عليه فالاصل اباحتها . وليس في قبولها نوع ولاء لهم ولا رضى بهم وبكفرهم وبدعهم .
جاء في المغني لابن قدامة [ فصل يجوز قبول هدية الكفار من أهل الحرب لأن النبي صلى الله عليه وسلم قبل هدية المقوقس صاحب مصر فإن كان ذلك في حال الغزو فقال أبو الخطاب ما أهداه المشركون لأمير الجيش أو لبعض قواده فهو غنيمة لأنه لا يفعل ذلك إلا لخوفه من المسلمين ] المغني ج 9 ص 262 دار الفكر - بيروت - 1405 ، الطبعة : الأولى

وقال ابن تيمية [ وأما قبول الهدية منهم يوم عيدهم فقد قدمنا عن علي بن أبي طالب رضي الله عنه أنه أتي بهدية النيروز فقبلها وروى ابن أبي شيبة في المصنف حدثنا جرير عن قابوس عن أبيه أن امرأة سألت عائشة قالت إن لنا أظآرا من المجوس وإنه يكون لهم العيد فيهدون لنا فقالت أما ما ذبح لذلك اليوم فلا تأكلوا ولكن كلوا من أشجارهم وقال حدثنا وكيع عن الحكم بن حكيم عن أمه عن أبي برزة أنه كان له سكان مجوس فكانوا يهدون له في النيروز والمهرجان فكان يقول لأهله ما كان من فاكهة فكلوه وما كان من غير ذلك فردوه فهذا كله يدل على أنه لا تأثير للعيد في المنع من قبول هديتهم بل حكمها في العيد وغيره سواء لأنه ليس في ذلك إعانة لهم على شعائر كفرهم ] اقتضاء الصراط ج 1 ص 251
مطبعة السنة المحمدية - القاهرة - 1369 ، الطبعة : الثانية ، تحقيق : محمد حامد الفقي

قلت ومن الادلة أن الله تعالى اباح طعام اهل الكتاب بالرغم من كونه مختلطا , فيه ما هو من طعام عيدهم وما هو ليس كذلك ولم ياتي تخصيص ولا نهي عن نوع منه دون نوع ومما يستانس به في هذا المقام ايضا ما ورد عن السلف أنهم رأوا جواز اكل ذبيحة الكتابي وإن ذبحه لعيده
جاء في المغني لابن قدامة رحمه الله تعالى (21/ 347):
( 7750 ) فَصْلٌ : فَأَمَّا مَا ذَبَحُوهُ لِكَنَائِسِهِمْ وَأَعْيَادِهِمْ ، فَنَنْظُرُ فِيهِ ؛ فَإِنْ ذَبَحَهُ لَهُمْ مُسْلِمٌ ، فَهُوَ مُبَاحٌ .
نَصَّ عَلَيْهِ . وَقَالَ أَحْمَدُ ، وَسُفْيَانُ الثَّوْرِيُّ ، فِي الْمَجُوسِيِّ يَذْبَحُ لِإِلَهِهِ ، وَيَدْفَعُ الشَّاةَ إلَى الْمُسْلِمِ يَذْبَحُهَا فَيُسَمِّي : يَجُوزُ الْأَكْلُ مِنْهَا , وَقَالَ إسْمَاعِيلُ بْنُ سَعِيدٍ : سَأَلْت أَحْمَدَ عَمَّا يُقَرَّبُ لِآلِهَتِهِمْ ، يَذْبَحُهُ رَجُلٌ مُسْلِمٌ ، قَالَ : لَا بَأْسَ بِهِ .
.... ]
قلت يؤخذ من هذا ان الاكل والانتفاع مما كان من اعيادهم وخصوصياتهم لا يحرم لعلة انه من أعيادهم , وقد رأيت جواز اكل ما يذبحونه ويصنعونه لاعيادهم . وكون العلماء اشترطوا ان يذبحها مسلم فإنما هو لازالة مانع عدم ذكر اسم الله والإهلال لغير الله وهذه العلة والسبب منتف في حق المال المدفوع هدية لرعايا الدولة التي يؤخذ منها راتب البطالة ,
فيتحصل جواز اخذه لا سيما وهو ينزل تلقائيا من غير طلب له ولا مشاركة لهم في عيدهم ونحو ذلك .

هذا وبالله التوفيق     

 

  « De basisregel over het accepteren van een gift, is dat dit is toegestaan, zonder dat hier een onderscheid wordt gemaakt of deze gift van een ongelovige of van een moslim komt. Er doet zich in deze zaak geen enkel verbod, noch specifieke voorwaarde voor, als het hier over een ongelovige gaat. Integendeel, het is bewezen, met betrekking tot de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) dat hij giften van de polytheïsten en de mensen van het Boek, accepteerden. Als je zou zeggen: « Mijn vraag heeft specifiek betrekking op de giften die geschonken worden tijdens hun feesten.» dan zouden wij antwoorden dat zolang het feit deze giften tijdens hun feesten niet samengaan met het deelnemen aan hun feesten of het openlijk uiten van de tevredenheid t.o.v. hen, dit fundamenteel toegestaan is. In het feit deze giften te accepteren, is er geen enkele samenwerking met hen, noch een goedkeuring t.o.v. hen of t.o.v. hun ongeloof en hun vernieuwing.

Men kan in « Al-Mugnî » van Ibn Qoedâma een hoofdstuk lezen, waarin men ziet dat het toegestaan is om een gift van de ongelovigen van onder de strijders, aan te nemen, want de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) had zelf een gift van al-Moeqoes, de gouverneur van Egypte, aangenomen. Als dit gebeurt in een situatie van verovering, heeft Aboe al-Chattâb gezegd dat datgene wat de polytheïsten hadden aangeboden aan het hoofd van het leger of aan anderen van zijn hoogwaardigheidsbekleders, vee was, want zij hadden enkel zo gehandeld uit angst voor de moslims.

[Extract uit « Al-Mugnî », vol. 9, pg. 262. Editie Dâr al-Fikr, Beyroeth. Jaar 1405. Eerste editie]

 

Ibn Taymiyyah heeft gezegd: « Wat betreft het accepteren van een gift van hen voor een feestdag van hen, hebben wij al vermeld dat de mensen ‘Alî ibn Abî Tâlib (moge Allah tevreden over hem zijn) een gift hadden gebracht ter gelegenheid van Nayroez [Koptisch Nieuwjaar] en dat hij deze gift aanvaard had.

 

Ibn Abî Shayba heeft in « Al-Musannaf » overgeleverd volgens Jarîr, volgens Qâbûs, die het van zijn vader heeft gehoord, dat een vrouw tegen ‘Â’isha had gezegd: « Wij ontvangen weldaden van de magiërs. Zij houden een feest en bieden ons geschenken aan.» ‘Â’isha antwoordde: « Eet het vlees dat werd geofferd voor deze dag, niet. Maar datgene dat van hun bomen afkomstig is, eet het echter.»

 

Hij heeft ook gezegd, volgens Wakî’, volgens al-Hakam ibn Hakîm, die het van zijn moeder heeft gehoord, volgens Aboe Barza, dat deze in zijn omgeving inwoners had die afkomstig waren van de magiërs, die hem cadeaus ter gelegenheid van Nayroez en andere festiviteiten schonken. Hij zei tot zijn volk: « Eet het fruit ervan en geef de rest terug aan hen.»

Dit alles toont aan dat het oordeel van het verbod op het deelnemen aan een feest (van hen) geen invloed heeft op het feit hun giften te accepteren, want hierin geeft men geen enkele ondersteuning in de rituelen van hun ongeloof.

[Extract vanuit « Iqtidâ’ al-Sirât », vol. 1, pg. 251. Drukkerij al-Sunna al-Muhammadiyya. Cairo, jaar 1369. Tweede editie. Uitgever: Muhammad Hâmid al-Faqî.]

 

Men vindt onder andere onder de bewijzen terug dat Allah, Verheven is Hij, het toegestaan heeft om het eten van de mensen van het Boek te consumeren, ondanks het feit dat dit voedsel vermengd is met datgene wat voor hun feest is en met datgene dat er geen deel van uitmaakt. Er komt geen enkele specificatie, noch verbod voor wat betreft één of ander soort van voedsel. Hetgeen wat eveneens deze positie versterkt, is datgene wat voortkomt van de vroegere (geleerden), te weten dat volgens hen, het toegestaan was om het vlees dat geofferd werd door de mensen van het Boek, te consumeren, zelfs als dit deel zou uitmaken van hun feesten.

 

Men kan in « Al-Mugnî » van Ibn Qoedâma, moge Allah barmhartig met hem zijn, lezen, vol. 21, pg. 347 7750 – Hoofdstuk: Wat betreft het vlees dat geofferd werd voor hun kerken en hun feesten, beschouwen wij dit vlees als toegestaan op voorwaarde dat het een moslim is die het dier geslacht heeft voor hen.

Hij verklaarde: Ahmed en Soefyân ath-Thawrî hebben gezegd over de magiërs die vlees offeren voor hun volk en die een schaap aan een moslim geven opdat hij het offert, dat dit erop neerkomt dat het toegestaan is om het te eten. Ismâ‘îl ibn Sa‘îd heeft gezegd: « Ik heb Ahmed ondervraagd over datgene wat hen dichter bij hun afgoden zou kunnen brengen, in het geval waarin een moslim het offer zou verrichten. Hij antwoordde dat daarin geen enkel kwaad was. »

Wat volgt van datgene wat ik gezegd heb dat het feit iets te eten of een voordeel te halen uit datgene wat voortkomt van hun feesten en hun specifieke gewoontes, niet verboden is door het feit dat het deel uitmaakt van hun feesten. U heeft goed gezien dat het toegestaan is om datgene wat zij hebben geofferd en voorbereid hebben als voeding voor hun feesten, te consumeren. Het feit dat de geleerden als voorwaarde hadden opgesteld dat het offer verricht moet zijn door een moslim, is omdat in het omgekeerde geval, de naam van Allah niet aanroepen wordt en het offer niet verricht is door het uitspreken van “lâ ilâha illa Allâh”. Dit bezwaar en deze reden zijn afgezonderd zodra het hier gaat over een verleend goed in de hoedanigheid van de hulp van de regering die werkeloosheidsuitkeringen betaalt. Met als resultaat dat het toegestaan is om hiervan te genieten, dus zelfs te meer als het automatisch wordt betaald, zonder hierachter te hebben gevraagd en zonder dat er een samenwerking is geweest met hen tijdens hun feesten en andere zaken. Dit is gezegd geweest en aan Allah behoort de bemiddeling. »

 

Conclusie:

Het is toegestaan voor de moslims om te genieten van de giften van de ongelovigen, zolang zij niet deelnemen aan hun cultus. Als een ongelovige ons hulp aanbiedt in ruil voor het accepteren van zijn wet in hun administratie bijvoorbeeld, moeten wij duidelijk ons ongenoegen over hun wetten tonen. Het accepteren van hun hulp is inderdaad toegestaan, zolang men zich niet engageert om de Sjari’ah tegen te gaan. Zelfs als de ongelovige zich baseert op zijn passies om deze gift te doen, houdt de aanvaarding van deze gift niet het akkoord met zijn passies in.

 

Partager cet article
Repost0
17 janvier 2012 2 17 /01 /janvier /2012 12:08

Het neerslaan van de blikken!

   

1) Het neerslaan van de blik staat het toe om zich conform te stellen aan de bevelen van Allah, wat de essentie en zelfs het geluk van de mens vormt.

Niets is voordeliger voor de dienaar in dit leven en in het hiernamaals dan zich conform te stellen aan de bevelen van zijn Heer.

Ook bereikt de persoon het geluk niet in deze wereld en in het hiernamaals, zonder dat hij zich hieraan aanpast. En niemand overkomt hem of haar een kwaad, behalve als hij of zij deze bevelen heeft achterwege gelaten.

  

2) Het neerslaan van de blik verhindert deze vergiftigde pijl (de verboden blik) het hart te bereiken, wat zonder twijfel de persoon tot zijn verlies zal leiden.

 

3) Het neerslaan van de blik staat het toe om een intimiteit met Allah aan te voelen en zorgt ervoor dat het hart zich volledig gaat overgeven aan Hem.

In tegenstelling tot het kijken naar datgene wat verboden is, wordt de aandacht van het hart versnipperd, verstrooid en verwijdert het zich van Allah. En niets is meer vernietigend voor de mens dan het kijken naar al hetgeen dat verboden kan zijn, voor zover dat dit aanzet tot een nonchalant gedrag tegenover zijn Heer bij de mens.


4) Het neerslaan van de blik verstevigt het hart en maakt het blij. Omgekeerd verzwakt en bedroefd het hart van de persoon die zijn blikken niet onder controle kan houden.

 

5) Het neerslaan van de blik verlicht het hart, dat in tegenstelling bij het kijken naar datgene wat verboden is, versomberd.

Het is om die reden dat Allah het vers van het licht na het vers over de blik heeft geopenbaard, Allah zegt: « Zeg tegen de gelovige mannen dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken », vervolgens heeft Hij de vruchten gegeven: « Allah is het Licht van de hemelen en de aarde. De gelijkenis van Zijn licht is als een nis met een lamp erin: de lamp bevindt zich in een glas. » [Soerate an-Noer vers 35] Dit wil zeggen gelijk aan Zijn licht in het hart van de gelovigen die zijn verplichtingen vervuld hebben en die zich verwijderd hebben van de geboden. En wanneer het hart verlicht, aanvaardt het een veelheid van goede daden van alle kanten. In tegenstelling tot wanneer het hart versombert, laat het een ruimte achter voor een stortvloed van rampen die het van alle kanten bereikt. Dus, al hetgeen dat men kan bedenken van afkeurenswaardige zaken, innovaties, dwalingen, het volgens van de passies, het zich verwijderen van de leiding en van datgene dat naar geluk leidt, en het zich bezig houden met datgene wat leidt tot ongeluk, dit alles kan enkel en alleen verjaagt worden door het licht dat zich in het hart bevindt. Maar als dit licht dooft, vindt de mens zich terug zoals een blinde die zijn weg zoekt in de duisternis van de nacht.

  

6) Het neerslaan van de blik geeft een uitdrukking van oprechtheid aan de persoon die het toestaat om de waarachtige persoon te onderscheiden van de bedrieger en de oprechte persoon te onderscheiden van de leugenaar. Sjah ibn Sjajâ‘ Al-Karamânî zei: « Degene die zijn gehechtheid aan de Soennah toont en die toegewezen is op een permanente controle over zichzelf, zich afhoudt van de blik naar de verboden zaken, afstand doet van zijn passies en die de gewoonte heeft om toegestaan voedsel te eten, de uitdrukking op zijn gezicht bedriegt dan niet. »

 

7) Het neerslaan van de blik verstevigt het hart en geeft het moed en kracht. Bij Zijn gratie, verenigt Allah 2 giften in hem: Enerzijds het oordeel en het onderscheidingsvermogen en anderzijds zelfbeheersing.

Zoals het gezegd is in een verhaal (âthar): « Iblies vlucht weg van elke persoon die strijdt tegen zijn passies.» En de duivel volgt integendeel degene die hieraan tegengesteld is, in naam van het rampzalige, onderdanige, verachtelijke en onwaardige karakter van zijn ziel.

 

Zoals Al-Hassan heeft gezegd: « Dat zij vooruit gaan naar het geluid van de hoeven van een muilezel of de soepele gang van een paard, de vernedering van de zonde verlaat hun hart nooit. Bijgevolg vernedert Allah degene die Hem ongehoorzaam is. » Allah wil zo degenen die ongehoorzaam tegenover Hem zijn, vernederen.

In de Koran zijn de macht en de eer verbonden aan de gehoorzaamheid aan Allah.

De verlaging en de vernedering zijn verbonden aan Zijn ongehoorzaamheid. Allah zegt: « De macht behoort toe aan Allah, evenals aan Zijn Boodschapper en aan de gelovigen. »

 

Het geloof bestaat uit woorden en daden; innerlijk en uiterlijk. Allah zegt: « Wie eer wenst (weet), dat alle macht aan Allah behoort. Tot Hem stijgt het reine woord en de goede daad verheft het (tot Hem). » Dit wil zeggen dat degene die macht wil, deze zoekt in de gehoorzaamheid aan Allah, een herinnering van goede woorden, vrome daden, zoals het is overgeleverd in de smeekbede van het nachtgebed. « Voorwaar, degene die U beschermd heeft, zal niet vernederd worden en degene die U als vijand genomen hebt, zal niet geëerd worden. »

Degene die Allah gehoorzaamt, beschermt Allah in deze gehoorzaamheid en haalt er eer uit in functie van de graad van zijn gehoorzaamheid. En door Hem niet gehoorzaam te zijn, verwijdert men zich van Hem en verlaagt men zichzelf op hetzelfde moment.

 

8) Het neerslaan van de blik verbiedt de duivel om toegang te krijgen tot het hart, want hij treedt het hart binnen via de (verboden) blik en hij arriveert sneller in het hart dan de lucht een lege plaats binnentreedt.

De duivel stelt hem het beeld dan voor dat hij gezien heeft en maakt dit mooier, hij maakt er dan een afgod van waaraan het hart gehecht is. Vervolgens controleert hij het en beproeft hij het door zijn hart te ontsteken met het vuur van verlangens dat gevoed wordt door zonden, die hem nooit zouden bereikt zijn zonder deze verboden blik, maar het hart is al in hevige brand.

Elke zucht wakkert enkel en alleen dit vuur dat nu knettert, nog meer aan. Het is te laat, het hart is omringd, omsingeld langs alle kanten, zoals een ooi ten midden van een brandend erf. Bijgevolg zullen degenen die naar harame zaken keken, bestraft worden in hun graf door een bed van vuur waarover de zielen zullen beschikken totdat zij terug in hun lichamen (op de Dag der Opstanding) zullen worden gebracht. Dat is hetgeen wat werd getoond in een droom aan de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) volgens een authentieke hadith.

  

9) Het neerslaan van de blik bevrijdt het hart opdat zij kan mediteren over de zaken die haar voordeel brengen en zich eraan toewijden. Daarentegen wendt het hart zich af bij het kijken naar verboden zaken, als dit zich mengt tussen de mens en zijn hart. Hij verliest zijn gedachten en hij volgt zijn passies waardoor hij de oproep van zijn Heer vergeet.

Allah zegt: « En volg degene niet wiens hart Wij Onze gedachtenis hebben doen veronachtzamen en (die) zijn begeerten volgt: en hij is in overtreding in zijn zaak.» [Soerate al-Kafh vers 28] De verboden blik is de oorzaak van deze 3 kwaden.

 

10) Het oog en het hart zijn met elkaar verbonden, het ene is bezig met wat het andere zich bezig houdt. Het hart is enkel zuiver door de zuiverheid van de blikken en het oog is enkel zuiver door de zuiverheid van het hart. Hetzelfde telt wanneer het hart bedorven is door de corruptie van de blik en het oog bedorven is door de corruptie van het hart.

Dus, als het oog bedorven is, zal het hart volgen. Het zal dan als een vuilbak worden waarin onzuiverheden, bezoedelingen en vuiligheden zich mengen. Zo’n hart is niet in staat de kennis van Allah te verkrijgen, het is niet bekwaam om van Hem te houden en om tot Hem terug te keren.

Hoe zou dit hart een intimiteit voor zijn Heer kunnen voelen en het plezier van het naderen tot Hem kunnen proeven, als het hart alles bevat wat tegenovergesteld is aan dat?

 

[Bron: De ziekte en zijn remedie van Ibn al-Qayyim]

 

Partager cet article
Repost0
13 janvier 2012 5 13 /01 /janvier /2012 17:30

Het verbod op vloeken

  

Volgens Aboe Zaid Ibn Thabit Ibn Ad-Dahak Al-Ansâri, die had deelgenomen aan de zogenaamde trouw van Ar-Radwàn (jaar VI), heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

« Degene die zweert bij een andere religie dan de islam, wordt beschouwd als een aanhanger van deze religie. Het past de zoon van Adam niet om een wens te doen iets te geven dat hij niet bezit. Degene die zichzelf door middel van iets doodt in deze wereld, zal gefolterd worden met dit zelfde middel op de dag der Opstanding. Een gelovige vervloeken staat gelijk aan hem te doden

(Overgeleverd door Boechaarie en Moeslim)

 

Volgens Aboe Hoerayrah heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

« Het past degene die zich vasthecht aan de waarheid niet om een vloeker te zijn. »

(Overgeleverd door Moeslim)

 

Volgens Aboe ad-Darda heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

« Mensen die gewend zijn te vloeken zullen op de dag der Opstanding niet voorspreken, noch getuigen. » (Overgeleverd door Moeslim)

 

Volgens Samoura Ibn Joundoub heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

« Vervloek niet de één of de andere door hen de vloek van Allah of Zijn woede of de Hel te wensen. »

(Overgeleverd door Aboe Dawoed)

 

Volgens Ibn Mas‘oed heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

 « De gelovige is niet degene die de goede reputatie van de anderen in twijfel trekt, noch is hij de verstokte vloeker, noch is hij grof. »

(Overgeleverd door at-Tirmidhi)

 

Volgens Aboe ad-Dardà heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

 « Wanneer een persoon iets vervloekt, stijgt zijn vloek naar de hemel, maar de poorten van de hemel sluiten zich voor deze vloek. Deze keert terug naar de aarde en vindt de poorten van de aarde ook gesloten terug. Vervolgens zoekt deze zich een doorgang langs links en rechts, maar vindt er geen enkele. De vloek keert dan terug naar degene die vervloekt werd als deze het verdient, zo niet valt deze over degene die deze heeft uitgesproken. »

(Overgeleverd door Aboe Dawoed)

 

Sjeich al-Islâm Ibn Taymiyyah heeft gezegd dat het absoluut toegestaan is om al degenen te vervloeken die Allah en Zijn Boodschapper hebben vervloekt, maar wat betreft het vervloeken van specifieke personen, is het enkel toegestaan te vervloeken als men weet dat deze persoon gestorven is in het ongeloof. Maar wat betreft de specifieke perverse [moslim], is het niet gevraagd om deze te vervloeken, omdat de Profeet (salla Allahoe ’alayhi wa sallam) het verboden had om « ‘Abdullâh Ibn Himâr » die wijn dronk, te vervloeken, maar hij [de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam)] vervloekte de wijndrinkers in het algemeen. Wat betreft het vervloeken van een pervers persoon of iemand dit oproept tot vernieuwing, dit is een onderwerp waarover meningsverschil bestaat. En deze kwestie is de oorzaak geweest voor een lang debat onder de geleerden over het onderwerp.

[Bron:  Madjmou‘ al-Fatâwa van Ibn Taymiyyah, 6/306]

 

Volgens Ibn ‘Abbaas heeft de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd:

« Vervloek de wind niet, want het waait onder Allah's bevel. Als iemand iets vervloekt zonder dat hij daar het recht toe heeft, dan keert de vloek weer terug op hem. » (Overgeleverd door Aboe Dawoed en at-Tirmidhi)

 

Volgens Jâbir ging de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) bij Oem al-Sâ’ib binnen en vroeg haar: « Waarom bibber jij, Oem al-Sâ’ib? » Zij antwoordde: « Het is koorts, vervloekt is zij! » De Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gaf haar deze aanbeveling: « Vervloek koorts niet, want het zuivert de kinderen van Adam van hun fouten op dezelfde manier dat het vuur van de smederij het ijzer van slakken zuivert. » (Overgeleverd door Moeslim)

 

‘Imrân Ibn Al Housayn overleverde:

« Tijdens één van de reizen van de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), besteeg één van de vrouwen van de Ansaar een kameel, maar door het gedrag van het dier was ze ingesteld om te stoppen en vervloekte de kameel. De Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) hoorde dit en zei: « Neem datgene wat deze kameel draagt en laat deze achter, want hij is van nu af aan vervloekt. » ‘Imrân zei: « De kameel lijkt me nog steeds rond te zwerven tussen de mensen zonder dat iemand eraan denkt deze te nemen.»

(Overgeleverd door Moeslim)

 

Aboe Baraza Al-Asiami overleverde:

« Terwijl een jonge vrouw op een kameel met een deel van de bagage van zijn metgezellen zat, zag ze plotseling de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) terwijl de weg op de berg te smal werd voor heel de karavaan. Zij riep tot haar kameel: « Maar ga naar voor! O Heer, vervloek haar!» De Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) zei toen: « Wij staan het niet toe om een vervloekte kameel ons te laten vergezellen tijdens onze reis. » (1)

(Overgeleverd door Moeslim)



(1) Weet dat de betekenis van deze hadith eventueel problemen zou kunnen voortbrengen, terwijl er geen enkel probleem is. Wij wilden gewoon zeggen door deze aan te halen dat deze kameel niet meer het recht had om deel uit te maken van de karavaan van de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam). Echter is het nergens verboden om deze te verkopen, deze te slachten of te berijden buiten het gezelschap van de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam). Dus dit alles en elk vergelijkbaar geval is toegestaan met uitzondering van het gezelschap van de Profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam). Al deze gedragingen waren toegestaan. Men heeft bepaalde zaken verboden en de rest blijft zoals ze zijn. Allah weet het beter dan iedereen.

Partager cet article
Repost0
11 janvier 2012 3 11 /01 /janvier /2012 20:33

De exegese van de Koran door de Koran, de Soennah en de uitspraken van de Metgezellen.

 

بِسْمِ اللهِ الرَّحْمنِ الرَّحِيمِ

          

   Alle lof aan Allah, moge de zegeningen en de vrede van Allah over onze Profeet Mohammed (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), zijn familie, zijn metgezellen en degenen die zijn leiding volgen, zijn.

  

 

exegese.JPG 

 

Imam Ibn Taymiyyah (moge Allah barmhartig met hem zijn) heeft gezegd: « Als iemand zegt: « Wat zijn de beste manieren voor de exegese? » Is het antwoord: « De beste manier voor dit, is de exegese van de Koran door de Koran zelf. » Datgene wat samengebracht is in een deel van de Koran, daarvan vindt men zijn exegese op een andere plaats in de Koran terug. En datgene wat samengevat is in een deel van de Koran, vindt men ergens anders in de Koran uitgewerkt terug.

 

Als dit moeilijk is, dan moet men zich refereren naar de Soennah, want het verklaart en verduidelijkt de Koran. Bovendien heeft imam Aboe ‘Abdillah Mohammed ibn Idrîs asj-Sjâfi‘î gezegd: « Al hetgeen wat de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) heeft gebracht als oordeel, maakt deel uit van datgene wat hij begreep van de Koran.»  

 

 

Allah zegt:

 

إِنَّا أَنزَلْنَا إِلَيْكَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ لِتَحْكُمَ بَيْنَ النَّاسِ بِمَا أَرَاكَ اللَّهُ   وَلاَ تَكُنْ لِلْخَائِنِينَ خَصِيما  

 

« Wij hebben jou het Boek met de Waarheid neergezonden zodat jij kunt oordelen tussen de mensen, met wat Allah aan jou openbaarde. En wees geen verdediger voor de verraders.» (Soerate 4 vers 105)

 

Allah zegt:

   

بِالْبَيِّنَاتِ وَالزُّبُرِوَأَنزَلْنَا إِلَيْكَ الذِّكْرَ لِتُبَيِّنَ لِلنَّاسِ مَا نُزِّلَ إِلَيْهِمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ

     

  « (Wij zonden hen) met duidelijke (Tekenen) en de Zaboer. En Wij deden aan jou de Vermaning (de Koran) neerdalen om aan de mensen duidelijk te maken wat aan hen neergezonden is. En hopelijk zullen zij nadenken.»      (Soerate 16 vers 44)

   

Allah zegt:

 

وَمَا أَنزَلْنَا عَلَيْكَ الْكِتَابَ إِلاَّ لِتُبَيِّنَ لَهُمُ الَّذِي اخْتَلَفُوا فِيه ِِ       وَهُدى ً وَرَحْمَة ً لِقَوْم ٍ يُؤْمِنُونَ

 

« En Wij hebben aan jou (O Mohammed) het Boek slechts doen neerdalen om hen duidelijk te maken waarin zij verschillen en als Leiding en Barmhartigheid voor een volk dat gelooft.» (Soerate 16 vers 64)

 

Over deze woorden heeft de boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd: « Voorwaar, ik ben gekomen met  het Boek samen met haar gelijke. » (Overgeleverd door Aboe Dâwoed, nr. 4604, het boek van de Soennah. Ahmed in al-Musnad nr. 131/4)

 

Dit wil zeggen de Soennah. De Soennah is eveneens neergezonden onder de vorm van een openbaring op dezelfde manier dat de Koran is neergezonden. Dit betekent niet dat deze gereciteerd werd zoals men de Koran reciteert. Imam asj-Sjâfi‘i en anderen dan hem hebben talrijke argumenten over dit onderwerp voorgelegd. Maar dit is nu niet het onderwerp.

 

De bedoeling is dat men de exegese van de Koran opzoekt in de Koran. Als men deze hier niet in terugvindt, zal men deze terugvinden in de Soennah, zoals de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) gezegd heeft tegen Moe‘âdh wanneer hij naar Jemen gestuurd werd: « Met wat ga je oordelen? »

Hij antwoordde: « Met het Boek van Allah. »

Hij zei:  « En als je deze niet vindt? »

Hij antwoordde: « Dan zal ik oordelen met de Soennah van de Boodschapper van Allah. »

Hij zei: « En als je deze niet vindt? »

Hij antwoordde: « Dan zal ik volgens mijn opinie[1] het oordeel toepassen. »

De profeet (salla Allahoe ‘alayhi wa salam) klopte op zijn borst en zei: « Alle Lof aan Allah Die de Boodschapper van Allah bijgestaan heeft met een boodschapper in datgene waarin de Boodschapper van Allah tevreden is. » Deze hadîth is geklasseerd in al-Musnad en in as-Sunnan, als zijnde een excellente overleveringsketen.

 

Op het moment wanneer men de exegese noch in de Koran, noch in de Soennah terugvindt, moet men zich refereren tot de uitspraken van de Metgezellen. Zij hebben de meeste kennis over dit onderwerp door het feit dat zij getuigen waren van (de neerzending) van de Koran en voor de omstandigheden waarmee zij bijzonder zijn. Eveneens voor hun perfect begrip en hun waarachtige kennis, met name hun geleerden, hun groten, zoals de vier imams die de rechtgeleide kaliefen en de  rechtgeleide imams zijn, evenals ‘Abdoellah ibn Mas‘oed (radiya Allahoe ‘anhoe).

 

Imam Aboe Dja‘far ibn Djarîr at-Tabarî heeft gezegd: « Aboe Koerayb heeft gezegd: Djâbir ibn Noeh heeft ons geïnformeerd over Aboe ad-Doehâ, van Masroeq: ‘Abdoellah (ibn Mas‘oed) heeft gezegd: Bij Degene bij wie geen andere godheid is dan Hij, er is geen enkel vers van het Boek dat neergezonden is, zonder dat ik weet waarom of waar dit vers geopenbaard werd. Als ik de plaats ken van iemand die meer geleerd is dan mij over het Boek van Allah en mijn rijdier kan mij tot daar brengen, ga ik erheen.  

Al-A’masj zegt eveneens van Aboe Wâ’il van ibn Mas‘oed die zegt: « Wanneer iemand van onder ons 10 verzen leert, gaat hij niet verder, totdat hij de betekenis ervan kent en deze toepast. »

Van onder hen is de grote figuur, de oceaan en de exegeet van de Koran, ‘Abdoellah ibnoe ‘Abbâs (radiya Allahoe ‘anhoe), zoon van de nonkel van de Boodschapper van Allah (salla Allahoe ‘alayhi wa salam), door de zegening en de smeekbede van de Boodschapper van Allah ten gunste van hem; Wanneer hij gezegd heeft: O Allah, verleen hem een goed begrip van de religie en leer hem de interpretatie ervan. »   

 

Einde van het citaat. » [Bron: Ousoûl al-Tafsir pg. 140 - 144]

 



[1] Dit betekent niet dat hij oordeelde volgens zijn eigen persoonlijke mening, maar dit betekent dat hij zich inspande om de gebeurtenis en het feit te laten overeenkomen met de tekst van de Koran en van de Soennah.

Partager cet article
Repost0